dinsdag 9 maart 2010

COLUMN VIJF: DE ZOON VAN

Ik heb aan de redactie van het christelijk opvoedmagazine AAN DE HAND toestemming gevraagd en gekregen om eerder in AAN DE HAND geplaatste columns op dit blog te zetten. U begrijpt: met deze toestemming verwacht zij daarmee dat elke lezer van dit blog subiet een proefabonnement aanvraagt, of erger. Ik bid u: stel hen niet teleur want er is al genoeg leed in de wereld.

De eerste column schreef ik al veel eerder dan in het jaar dat ie uiteindelijk in AAN DE HAND geplaatst werd. Onze Parapol, waar de column min of meer over gaat, was toen al weer ruim tien jaar. Terug in de tijd dus met deze column uit 2005.











DE ZOON VAN

Je zult maar een column gaan schrijven voor een leuk tijdschrift. Zo'n beetje alles wat je als vader meemaakt kun je met de meelevende en begrijpende lezer (ja, u!) delen. Verwachtingen, prettigheden, frustraties, voorvalletjes, teleurstellingen en andere pijntjes, al die zaken kunnen, desnoods met een geestelijk laagje vernis, doorgegeven worden aan een breed publiek.
Dat was vroeger wel anders. Toen ik nog een twintiger en single was, had ik een vreselijke hekel aan jonge ouders die, voor mijn idee, enorm met hun kind liepen te leuren. Iedereen moest maar weten, zien, horen en - het ergste van alles - voelen hoe lief, leuk en aardig hun kindje wel niet was. Een vast onderdeel vormden de bergen, veelal afschuwelijk slecht genomen, babyfoto's die je dan door moest worstelen tijdens het verplichte kraambezoek. En waar je ook over begon, het gesprek wendde zich altijd naar slechts het ene, grote hoofdthema: Dé Baby! Om gek van te worden.
Maar, tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik geen haar beter ben dan al mijn voorgangers. Ook ik voel me apetrots als Parapol getoond wordt aan de gelukkige stervelingen die hem ‘mogen’ zien. Ook ik heb in de eerste drie maanden al vier fotorolletjes op hem leeggeschoten. Ook ik zie het eerder als een genadevolle gunst dan als een obligate verplichting als iemand hem Even Vast Mag Houden. Kortom: ik ken mijzelf niet meer.
Ik brabbel basale babywoordjes, knuffel hem teder als een teddybeer en hoor mijzelf als hij huilt van verdriet zeggen: 'Pappa is toch bij je?'

En terwijl ik dat zeg, hoor ik datzelfde ook door de Vader in de hemel tegen mij zeggen. En op dat moment begrijp ik waarom ik vader ben geworden. En waarom wij allen vaders of moeders zijn, of worden, of zouden moeten zijn. Of zo.

Geen opmerkingen: