woensdag 3 maart 2010

COLUMN VIER: KNOCKIN' ON HEAVEN’S DOOR

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

KNOCKIN' ON HEAVEN’S DOOR
(of: hoe kom ik (niet) in de hemel)

 
Uiteindelijk was dan het uur gekomen waarop broeder Vroomsma kwam te overlijden en bij de hemelpoort aankwam. Zoals gebruikelijk werd hij ontvangen door Sint Petrus die hem in de wachtkamer liet plaatsnemen en hem vertelde dat hij, voordat hij de hemel daadwerkelijk binnenmocht, driehonderd punten moest verzamelen door goede daden te noemen uit zijn voorbije leven. Hij zou er precies tien minuten de tijd voor krijgen. Als rechtgeaarde protestant stond Vroomsma wel een beetje te kijken dat hij door Petrus werd verwelkomd met daarbij een vereiste opgaaf van goede daden. Dat was bij zijn leven altijd een nogal roomse gedachte geweest die hij, om die reden, ook verre van zich had gehouden. Maar vooruit, met zijn staat van dienst zou hij om den drommel toch weinig te vrezen hebben.
'Om te beginnen ben ik alles bij elkaar wel vijftien jaar lang ouderling geweest', sprak Vroomsma daarom nog redelijk zelfvoldaan.

Petrus keek hem vriendelijk aan en zei: 'Mooi, dat is dan één punt.'

Dat had broeder Vroomsma niet verwacht. Integendeel: hij had gedacht dat dit langdurige en intensieve kerkenwerk hem in één klap de benodigde driehonderd punten zouden hebben doen bemachtigen. Maar blijkbaar was in de hemel mogen komen toch veel moeilijker dan hij ooit had geloofd of verwacht. Zijn aanvankelijke zelfverzekerdheid was plotseling verdwenen.

Zenuwachtig vervolgde hij zijn opsomming.
'Verder ben ik altijd netjes getrouwd geweest en heb ik mijn vier kinderen een goede christelijke opvoeding gegeven.'

'Da's ook mooi', sprak Petrus weer: 'daar geef ik twee punten voor.'

Vroomsma begon zich nu uiterst ongemakkelijk te voelen. Hij had zojuist de twee belangrijkste wapenfeiten uit zijn rechtschapen leven genoemd en had verwacht daarmee inmiddels op hemelse rozen te gaan kunnen zitten.

'Eh, ik heb op een charismatische bijeenkomst ook wel eens in tongen gesproken', ging hij onzeker verder.

Petrus bleef vriendelijk kijken maar trok één wenkbrauw omhoog en zei op licht vermanende toon: 'Dat telt natuurlijk niet broeder, want tongentaal is van de Heilige Geest en niet van uzelf.'

Het bleef een tijdje akelig stil in de wachtkamer.

Een aantal minuten verstreken zonder dat Vroomsma ook maar iets kon bedenken wat hem een flinke bonus zou geven. Het angstzweet brak hem uit en gutste inmiddels tappelings omlaag langs zijn rug toen hij na ruim acht minuten niet meer dan zes punten bleek te hebben verzameld. Zijn enthousiaste inzet voor de jeugd in de kerk en zijn vrijwilligerswerk onder vluchtelingen hadden zijn score nog iets opgekrikt. Maar verder?

Koortsachtig dacht broeder Vroomsma terug over zijn leven. Wat kon hij nog meer bedenken? Was het dan zó moeilijk om in de hemel te komen? Dat had hij als degelijk christenmens nooit gedacht. Blijkbaar had hij er toch niet hard genoeg aan getrokken. Maar hij had zich altijd voorgehouden dat hij nog lang niet de slechtste was, en dat er altijd legio mensen in zijn omgeving waren die op geen stukken na zoveel goeds deden voor de kerk als hij. Maar wat kocht hij daar nu voor? Zijn hart kromp ineen van de spijt over de schrale opbrengst van zijn leven. Hij kon de blik van die akelig rustige en vriendelijke Petrus niet meer verdragen. Het kon de apostel blijkbaar niets schelen wat er met hem gebeurde.

Halverwege de negende minuut zag hij alle hoop vervlogen en viel broeder Vroomsma in een laatste wanhoopspoging op zijn knieën neer en schreeuwde:

'O God, help mij toch en wees mij genadig!!!!!'

Precies drie seconden lang bleef het stil, alsof het was om het gewicht van zijn hartenkreet te laten wegen.
Toen sprak Petrus vrolijk:

'Da's heel goed: precies driehonderd punten!'

1 opmerking:

Zeeuwse Mama zei

Die was voor mij. En bedankt ;-)