"Remember the fun we had."
Zo eindigde ik op 18-jarige leeftijd de laatste brief uit een jarenlange reeks die ik schreef aan vriend B., die me inmiddels veel te behoudend en te kapitalistisch was geworden om nog samen door één deur te kunnen. Zo dacht ik er over. Het was mooi geweest, met de nadruk op mooi én geweest. Jongens van tien en zelfs van veertien zijn nu eenmaal andere wezens dan jongens van achttien. Met B. zou het wel goed komen. Ik verwachtte dat hij binnen de kortste keren een burgermans huisje-boompje-beestje (in de vorm van vrouwtje - huisje - baantje) zou gaan krijgen, en ikzelf zou nog wel zien waar mijn linksradicale hippieschip zou stranden.
Decennia gingen voorbij en de herinneringen over onze vriendschap verwaaiden in de wind, totdat de leeftijd van vijftig naderde. Blijkbaar ga je op die leeftijd weer eens wat mijmeren over je jeugd. Ik meldde mijn Purperpol dat ik eigenlijk wel nieuwsgierig was hoe het B. was vergaan in al die jaren, en of hij bijvoorbeeld überhaupt nog wel leefde. Intussen was er internet en google, dus tikte ik zijn volledige naam met geboortejaar in en keek nieuwsgierig naar de hits. Deze vriend B. bleek als hobby bier brouwen te hebben. Maar ik twijfelde. Was dit hem wel? Ik zag zelfs een foto en het zou kunnen dat het de goede B. was, maar na een voorzichtig mailtje bleek dat ik naast geschoten had. Bierbrouwer B. wist van geen Heer van Stand af. Dat heb je zo met bierbrouwers.
Na nog wat vergeefse internetpogingen liet ik de zaak verder rusten. Blijkbaar was vriend B. niet erg bekend geraakt op het wereldwijde web of was hij inmiddels te ruste gegaan bij zijn voorgeslacht? Niets is immers zeker op deze wereldwijde aardkloot.
Wie schetste mijn verbazing toen op ik een van de laatste dagen van 2007 een brief kreeg van.... vriend B.!!! Mijn niet bestaande klomp brak ter plekke.
Hij schreef dat hij mij had proberen te vinden via internet. Hem was het dus wel gelukt! Ook hij was nieuwsgierig naar mijn wel en wee in al die jaren. En hij was wel zo bescheiden om niet meteen de telefoon te pakken (ik zou me een beetje rot geschrokken hebben, denk ik) maar viel terug op onze aloude communicatievorm: de geschreven brief. Gelukkig maar, want nu kon ik even rustig nadenken.
Het spreekt voor zich dat ik de brief heb beantwoord, het was immers: twee zielen, één gedachte? Al gauw maakten we ergens begin 2008 een afspraak in het centrum van Utrecht. Dat was best spannend voor beiden, want hoe zouden we elkaar aantreffen? Nu, dat viel mee. Alleen zochten we tevergeefs naar een rustig café waar we konden bijpraten. Wat een herrie was het overal. Na diverse horecagelegenheden te hebben bezocht, eindigden we N.B. in de bibliotheek. Daar was het tenminste wel stil. We merkten al snel dat we na al die jaren meer gemeen hadden dan ik had verwacht. Opnieuw tot mijn verbazing en tegen elke verwachting in bleek dat vriend B. ook het christelijke geloof had omarmd en dat deed me erg goed. Ook was hij dan (opnieuw tot mijn verbazing) niet langer protestants maar rooms-katholiek gaan geloven. Maar dat maakt de Vader aller gelovigen helemaal niets uit, en mij dus ook niet!
Inmiddels hebben we elkaar alweer een aantal keren ontmoet en zijn we van plan om dat nog lang vol te houden.
Wie had kunnen denken dat die twee puisterige koppies van veertien die ooit stiekem sigaretten rookten tijdens hun tienertourvakanties en alle puberstommiteiten uithaalden die je maar kunt bedenken nog eens serieuze gesprekken over het Leven Zelf zouden voeren? Het is een vreemde wereld. Maar ook mooi. Soms best wel heel erg mooi.
Tot zover deze trilogie.
Rest nog de uitslag van de fotowedstrijd. Alle inzendingen (lees: die ene van Simona) waren goed. Men herkent een Heer van Stand aan zijn stropdas. Dat spreekt voor zich. De waarheid gebiedt wel om even op te biechten dat ik sinds deze foto eigenlijk nooit meer een stropdas heb gedragen. Uit principe. Het oplettende lezertje moet maar denken: adelheid zit vooral vanbinnen....
En Christina wilde de Heer van Stand nog wel eens in korte broek zien. Jaja, dat zouden we allemaal wel willen. Of niet? Maar dat zou mijn eigen juffrouw Doddel (lees: Purperpol) natuurlijk nooit goed vinden. En anders is het wel vast erg slecht voor de volksgezondheid....
1 opmerking:
Wat leuk deze logjes over een oude en inmiddels weer hernieuwde vriendschap. Ik heb ze met plezier gelezen.
Een reactie posten