dinsdag 7 september 2010

My Jesus®



















Bovenstaande Jezus in blisterverpakking vond ik in het tijdschrift CV- Koers als illustratie bij een artikel over onze Jezusbeelden. Een gedegen artikel en een heerlijke illustratie met een vette knipoog. Daar houd ik van.

De reden waarom deze illustratie mij zo aanspreekt is omdat ik op mijn achttiende, zo rond 1975, zelf ook graag Jezus op deze wijze bezag. Het christelijke geloof had in die dagen onder leeftijdsgenoten veelal compleet afgedaan, maar de figuur van Jezus was op zichzelf genomen dan nog wel 'oké'.

In veel jeugdhonken en –spelonken kon je toentertijd een poster vinden met een langharig Jezushoofd waaronder de uitspraak stond: You can wear your hair any length you want. Een Jezus die in het rijtje: Che Guevarra, Bob Dylan, Jimi Hendrix en John Lennon paste. De onaangepaste, revolutionaire en stoere jeugdhelden. Een Jezus dus, die precies zegt wat jij eigenlijk ook al vond. Die Jezus is, door alle eeuwen heen, onafgebroken razend populair. Al is hij tegenwoordig vaak vervangen door wat eenvoudiger te kneden idolen.

Ver voor het betreffende artikel (van de hand van Reinier Sonneveld) in CV-Koers verscheen ben ik er achter gekomen dat 'de figuur Jezus' levend genoeg was om er zelf een mening op na te houden, om het zo maar even te zeggen. Een veel betere dan die van mij. Zoveel beter dat ik uiteindelijk boog voor hem. Niet voor een bepaalde mening, standpunt, zaak of -isme, maar voor de Waarheid in Eigen Persoon.

Dat Jezus er een beter wereldbeeld én kerkbeeld én mensbeeld op na hield dan ik bleek al in datzelfde 1975 toen ik als 18-jarige would-be provo zodanig was geradicaliseerd dat ik de complete kerk had afgeschreven als bourgeois, zelfvergenoegd en aangepast onderdeel van het toen zo verfoeide 'establishment'. De Jezus die mij voor ogen stond, was een geheel andere. Gelukkig waren daar toen de Children of God, die Jezus - zoals ik het graag zag - ook etaleerde als langharige drop-out die - toevallig weer net als ik - ook vreselijk tegen het apathische klootjesvolk was en daarbij het militarisme, kapitalisme en imperialisme ook heel erg afkeurde. (Ik wist eigenlijk best veel van Jezus toen.) Nee, dan het leven van the love-children of God in hun kolonies. Daar was pas de goede liefde te zien. Daar werd alles (weliswaar verplicht) gedeeld met elkaar. Drop out the establishent and tune in with God and the Children (and ‘Moses David’, hun naar later bleek misdadige goeroe).

Ik had toen in 1975 kortom My Jesus® gevonden: de aan mijn smaak, overtuiging en mening aangepaste versie van de Zoon van God.

Lang heeft deze zelfgeboetseerde kloon het overigens niet uitgehouden, nog voor de zomervakantie om was, was ik al weer weg bij de Children of God en werd niet lang daarna My Jesus-beeld hoognodig bijgesteld. Hij bleek namelijk ook de Heer te willen zijn van een vuile kapitalist als Zacheüs, een smerige verrader als Judas en een calculerende imperialist als Mattheüs. En hij bleek helemaal niet tegen het klootjesvolk te zijn, maar er juist medelijden mee te hebben. Ze hingen aan zijn lippen en hij stuurde ze bepaald niet weg, maar gaf ze, indien nodig, zelfs te eten.
My Jesus® lag compleet aan diggelen. Hoogste tijd om te vertrekken bij de shiney happy people. Het werd tijd voor het echte werk.

Want bidden, dat is werken.

Geen opmerkingen: