dinsdag 23 februari 2010

COLUMN DRIE: DE VERKLEURDE KERK





DE VERKLEURDE KERK
(of de mythe van de veelkleurigheid)


Ze hadden nog zó hun best gedaan…

Blauw moest de kerk worden. Blauw was immers de kleur van de hemel, en hemelwaarts moest het gaan. Alle schakeringen waren aanwezig, van streng donkerblauw tot licht pastelblauw waarin het blauw bijna was opgegaan in wit. De Nieuw Blauwe Verbondskerk had, na een roerige geschiedenis - dat wel, haar naam gevestigd tussen de andere kleuren.

Eén van die andere kleuren was de Hersteld Groene Geloofskerk die uitging van de kleur die frisheid en jeugdigheid uitstraalde. Groen was ook de kleur van de eeuwige vernieuwing en van de natuur, dus groen moest de kerk zijn! Alle schakeringen waren in haar aanwezig, behalve gifgroen dan.

De Vroom Rood Katholieke Kerk dacht heel anders over kleur. Zij vond dat rood de kleur was van de liefde, en liefde was de missie van de kerk. Alle schakeringen rood waren volop aanwezig in de laagdrempelige Rode Kerk, van vuurrood tot zachtroze, iedereen die ook maar enigszins rood van kleur was kon in haar terecht.

Geel is de kleur van de zon. De zon die warmte geeft in het leven. Zodoende was de zon het beeld van de Zoon en daarom was geel de kleur van de kerk. Tenminste, die van de Volle Goudgele Zendingskerk. Geel gaf ook iets vrolijks aan het geheel en dat maakte deze kerk voor veel mensen erg aantrekkelijk. Zware kleuren, daar hielden de Gelen niet van. Van knalgeel tot gebroken wit was echter van harte welkom.

Zo waren er tal van kleuren die hun eigen karakter lieten zien en daar sprekend voor uitkwamen.

Was er sprake van onderlinge jaloersheid onder deze gekleurde kerken? Gelukkig niet. Bijna iedereen gunde de ander zijn eigen plek in het bonte palet dat de veelkleurige kerken gescheiden vormden. Elke gelovige kon zelf kiezen waar hij bij wilde horen, of het nu de Zwaar Zwarte Zondagskerk, de Pimpelpaarse Pinkster Parochie of de Licht Lila Liturgiekerk was. Men wist wel dat in de eerste tijd van de kerk alle kleuren gezamenlijk optrokken maar dit bleek al gauw geen haalbare kaart. Daarom was het maar beter zo. De veelkleurigheid van de kerk kon beleefd worden op een wijze waarbij men elkaar niet in het verfwater zat. Er was in het verleden immers al genoeg ruzie geweest.

Ze hadden nog zó hun best gedaan.
Maar nu was de Heer van de kleurkerken teruggekomen en hij had gevraagd waar zijn ene kerk was. Even was het stil geweest maar toen had de voorzitter van de Beige tot Bruine Bondskerk, namens alle kerken, toch durven wijzen op alle kleuren die voor Hem aangetreden waren. De Heer bekeek alle afzonderlijke kleuren en zweeg. Tenslotte zei hij:

‘Mijn regenboog heeft zeven kleuren. Toch is hij één in zijn verschijning. Zo heb ik ook zeven keren voor u gebeden ‘opdat zij één zijn’. Zeg mij dan, waar is mijn ene kerk?’

Op deze woorden boog de Beige tot Bruine voorzitter, namens alle kerken, zijn hoofd en verschoot van kleur...



















(foto is louter als voorbeeld: dit kon ook uw voorganger zijn geweest)

Geen opmerkingen: