Gisteren blogde ik wat over mijn eerste vakantiebaantje. Sinds dat bericht werd geplaatst stroomden de verzoeken binnen in mijn wensdromen om een blog te schrijven over mijn tweede vakantiebaantje. Terecht natuurlijk. Die was namelijk nóg spectaculairder dan de eerste en daar is het u allemaal om begonnen. Spektakel: het liefst groots en meeslepend, zoals u zelf eigenlijk ook zou willen leven als u dat durfde. Maar ja, u durft niet en daarom moet ik het maar doen. In mijn dromen dus. Dat dan weer wel ja.
Maar dat vakantiebaantje. Twee jaar na dat eerste debacle stond ik, na het voltooien van dit keer de HAVO (ik werd er met het jaar knapper op dames), opnieuw voor de keuze: vier maanden lang rondlummelen of toch maar iets nuttigs doen voor een bescheiden bommetje duiten. Ik koos voor het laatste. Dit keer ging ik mij nuttig maken voor tante Pos die toen nog gewoon PTT mocht heten. Putje graven, Tentje bouwen, Tukkie doen. Die afkorting was toen populair. En niet helemaal ten onrechte. Maar werken als postbode verdiende een stuk beter dan werken als verkoopassistent in de V&D. Ik geloof dat ik meer dan 100 gulden per week mocht opstrijken. En dat was toen een flink bedrag voor een 18-jarige hoor (momenteel ben ik 18-harig...).
Maar hoe ging het dan? Nou, beroerd. Ten eerste moest je voor dag en dauw opstaan: ik geloof dat je geacht werd rond een uur of zeven te verschijnen. Moest je net mij toen hebben: ik sliep tijdens vakanties normaliter een gat in de dag en dit natuurlijke puberale ritme werd dus wreed verstoord door mijn tijdelijke werkgever. Na een uur of wat sorteerwerk ging ik met vele anderen klokslag 9.00 uur de hort op: post bestellen, zoals dat toen nog heette. Ik had 's ochtends een andere wijk dan 's middags weet ik nog, want tante Pos kwam in 1975 nog twee keer per dag de brieven rondbrengen. Geloof je niet, hè? Maar heus.
In die weken was het, net als in 1973 tijdens mijn V&Dweken, bloedheet. Zo heet dat we zelfs een uur eerder 'mochten' beginnen. O, wat moest ik dankbaar zijn geweest. Nóg eerder uit bed... net wat ik nodig had.
Aanvankelijk dacht ik nog alle post te kunnen bezorgen op de oude (superhippe) omafiets van mijn bloedeigen moeder uit pakweg 1937 (de fiets, niet mijn moeder), maar die begaf het spontaan na de eerste dag. Erger was dat ik op een die warme dagen ergens buiten mijn post stond te pakken uit een van de fietstassen en opeens een hondengebit in mijn strakke derrière voelde staan. Een herder was door een openstaand raam gesprongen om mij eens flink de waarheid toe te bijten.
Daar was ik niet heel blij mee. Maar eigenaren van dit monster waren dat ook niet. Zij durfden mij een slechte bezorging te verwijten. Natuurlijk hadden ze gelijk, maar daar gaat het hier niet om. Om een langer verhaal korter te maken: het draaide er op uit dat deze mensen een postbus namen.
Sindsdien heb ik een bloedhekel gekregen aan alles wat blaft en bijt en schijt. En ongevraagd in je kruis duikt. Ik bedoel maar. Zo'n hond komt daar gewoon mee weg mensen, maar wat als ik dat eens zou doen bij een wildvreemde? Ik bedoel dus maar.
Na de zomer van 1975 heb ik nooit meer zo'n hondenbaan gehad. Wel kocht ik een peperdure Bang & Olufsen bandrecorder van mijn zuur verdiende geld. Opnieuw was ik de koning te rijk.
1 opmerking:
hahaha ik houd mijn hond ook angstvallig vast iedere dag als we de postbode passeren..gelukkig heeft hij niets tegen ze maar ja, voor het geval dat!en hoe lang heeft je Bang & olafsen t gedaan? wat t het harde werken waard?
Een reactie posten