vrijdag 18 februari 2011

COLUMN: LOOFHUTJE

Wie durft nog te beweren dat mijn zoons geen echte jongens zijn? Ze bouwen hutten! Dat wil zeggen: ze slepen planken, takken en achtergelaten rommel uit het bos, zetten dat rechtovereind en noemen dat in hun euforie dan: hut. Hoe geheimer de hut hoe beter. Daarom moet ie afgedekt worden met hopen bladeren en nog meer takken. Zwoegen, slepen en sjouwen. Als ik het werk hunner handen kom aanschouwen, maar niet noodzakelijkerwijs kom bevestigen, stel ik vast dat ze snel tevreden zijn: Jesaja’s hutje in het komkommerveld is in vergelijking opeens een heus paleis. Maar och.

Omdat ze de buurtkinderen voor geen meter vertrouwen willen de jongens het liefst dat de hut in het zicht van ons huis wordt gebouwd. Zodat ze hun wantrouwig oog in het wankele zeil kunnen houden. Want je weet maar nooit. Maar ik zie de bui al hangen. Vanuit onze huiskamer getuige zijn van het pestgedrag van buurtkinderen met hun vernielzucht? Dank je feestelijk. Daarom verordonneer ik dat de hut alleen gebouwd mag worden uit het zicht van ons huis. Want ik wil rust in de tent, ja? Gelukkig ben ik bij ons thuis de baas en doen we daarom altijd wat mijn vrouw zegt. Mijn vrouw is zomogelijk nóg milder dan ik en vindt mijn idee van rust ondergeschikt aan het belang van de kinderen. Dat heet dan moederliefde en daar ben ik mooi klaar mee. Het bouwproject staat nu bijna pontificaal voor ons kamerraam. Verder bedachten de jongens een huttenfeest ‘voor als ie af is’. Daarvoor sparen ze al het snoep op dat ze intussen krijgen. Nou ja, een aanzienlijk deel van het snoep dan, want je moet de zaak niet op de spits drijven. En zo kennen mijn kinderen hun eigen, zelfopgelegde, milde vorm van de aloude vastentijd. Opvoeden is het leren uitstellen van behoeftebevrediging, heb ik wel eens ergens gelezen. Daarom loof ik hun huttenfeest.

(Deze column is ongeveer vier jaar geleden gepubliceerd in het christelijk opvoedmagazine Aan de Hand.) www.aandehand.nl


Geen opmerkingen: