zaterdag 3 december 2011

Ik haat

In een heel ander (want serieus bedoeld) bericht als die van de afgelopen weken, wil ik eens schrijven over mijn haat. Ik wil schrijven over mijn grondige haat en mijn grote afschuw van wat kapot maakt, van wat verziekt en vernietigt. Dat is, in dit geval, de ziekte van mijn lieve vrouw. Die ziekte heet SLE en ik had er net zo min als u van gehoord voordat hij aan onze deur ramde. Nog voordat we zelfs maar open zouden hebben kunnen doen, stond ie al binnen en eiste op luide toon het leven van Lydia op. De vuile schreeuwlelijk. Vanaf dat moment begon het touwtrekken, want naar buiten kregen we haar niet meer. Wij aan de ene kant, die gore ziekte aan de andere kant van het touw. Soms lukte het SLE om terrein te winnen en trokken wij aan het kortste eind, maar wij wonnen soms ook. Zo wordt ons leven sinds de zomer van 2008 heen en weer geslingerd. Niet door ‘allerlei wind van leer’ maar vooral doordat we de wind van voren kregen. Dankzij die SLE die ik dus haat. Die aandoening maakt van mijn prachtige vrouw een afgemat wezen dat alle zeilen moet bijzetten om in balans te blijven. Letterlijk een handvol pillen slikt ze dagelijks om het leven te behouden. En dat is nog maar één ding. De bijwerkingen van die pillen zal ik u besparen, maar wie oplet ziet dat ze Lydia inmiddels op het lijf zijn geschreven. Of moet ik zeggen gekrast, want ik ben in een hatelijke bui.


Toch kan ik het niet laten om verder na te denken. Ziekte maakt slachtoffers. Maar waar komt die ziekte vandaan? Ziekte komt van zonde, dat geloven we. En zonde komt van de aarde, van haar bewoners. Van u en mij. Van ons. Wij zijn ziek. En sommigen zijn dat daarom letterlijk. Wat ben ik hier eigenlijk aan het haten? Houd ik mijzelf voor de gek?
Ik kan mijn ziel die haat beter besparen. Of nee, ik kan die haat beter richten op de werkelijke oorzaak: de zonde. Helpt dat dan? Welnee. Alleen als ik de zonde haat en haar verafschuw, zodanig dat ik er afstand van neem. Maar ook dat zal geen instant wonder bewerkstelligen. Soms komt het leven ook zoals het komt, en wachten wij stil op God. Zoals ook Psalm 131 zingt: “Ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht.” Zo wachten wij op de Heer onze God totdat hij ons genadig wil zijn. En hij? Hij wacht ook. Totdat wij onze haat leren richten op wat werkelijk fout zit. Dan zullen wij genezen worden, en wordt goede haat veranderd in betere liefde.

2 opmerkingen:

Fokelien zei
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Fokelien zei

Dappere Heer van Stand,
met enige schroom reageer ik, en dan nog met andermans woorden. Houdt moed!

Dat eens de Heer zal komen
in deze wereldtijd,
en lang vervlogen dromen
vertaalt in werk’lijkheid;
de volkeren zal dopen
in vrede en in recht -
daar mogen wij op hopen,
Hij doet al wat Hij zegt.

2 Dat eens de Heer zal komen
met allen, groot en klein,
die door de dood ontnomen
allang gestorven zijn,
om ieder vrij te kopen
die dan nog wordt geknecht –
daar mogen wij op hopen,
Hij doet al wat Hij zegt.

3 Dat eens de Heer zal komen
en heel de schepping juicht,
de bloemen en de bomen,
de zon, de maan zich buigt,
de wolf het lam leert lopen,
de leeuw niet langer vecht –
daar mogen wij op hopen,
Hij doet al wat Hij zegt!