zondag 16 januari 2011

COLUMN: GULLE GEVER





Gewoontegetrouw houdt onze voorganger ’s zondagsmorgen een praatje voor de kinderen en geheel volgens de boekjes neemt hij daartoe steevast een voorwerp mee. Dat praat gemakkelijker en houdt de aandacht langer vast.
Maar deze ochtend wil onze predikant eerst een kind van een jaar of zeven naar voren vragen dat goed is in rekenen en ook van zichzelf weet dat het gul is. Niemand komt. Zelfs de kinderen van uw columnist, toch zeker niet de minsten (inzake het feilloos aanvoelen van andermans gulheid), voelen zich niet geroepen. Tegen beter weten in verbeeld ik mij dat dit komt door de absurde leeftijdseis. Om de zaak vlot te trekken loopt uiteindelijk een goeiige jongen van een jaar of twaalf uit eigen beweging het podium op. Dan vraagt onze zielenherder of hij soms vijftig cent voor hem heeft. “Helaas heb ik die nu even niet bij me,” antwoordt het joch uiterst beleefd. Dan geeft onze pastor hem zowaar een briefje van vijf én een muntje van vijftig cent en herhaalt zijn vraag. Onmiddellijk geeft de jonge goedzak hem het muntje terug en twijfelt over de rest. Die waren toch ook van dominee? Voor alle jaloerse zittenblijvertjes maakt de onbaatzuchtige zielzorger duidelijk dat de jongen die vijf euro mag houden. Als hij hierdoor maar begrijpt hoe God de Vader met ons wil omgaan. Een opgewekt geroezemoes gaat door de kerk: de gemeente begrijpt de les en geniet van de uitgerekende didactiek van de gulle gever.
Maar even later blijkt wie de gulste gever is: tijdens de collecte stopt onze rijke jongeling zijn nieuwverworven schat zonder blikken of blozen geheel in de collectezak! Opnieuw wordt duidelijk dat het zaliger is te geven dan te ontvangen, want onder veel bekijks en met een grote omhaal stopt de jeugdige filantroop het bankbiljet tergend langzaam maar trefzeker in de langskomende zak. Een farizeeër met een hart van goud. Pardoes word ook ik jaloers.