donderdag 6 oktober 2011

Onverdiende zaligheen

Alle roem is uitgesloten.
Onverdiende zaligheen.

Aan dit prachtige, klassieke vers moest ik vanmiddag op mijn werk even denken.
Hoezo en waarom? Lees verder en geniet.

Op mijn werk bij de Nummerinformatiedienst kom ik vreemde vragen tegen. Heel vreemde soms, en soms ook weer erg leuke. Hoezo: geen afwisselend werk? Ik word bijkans gek van de afwisseling. Maar daarover later misschien meer.

Terug naar mijn onderwerp. Vanmiddag kreeg ik een aardige dame aan de lijn die mij naar het nummer vroeg van De Zeven Zaligheden in Eersel. Het is een streekmuseum, zei ze er nog bij. Terwijl ik deze naam in zachte Brabantse klanken door mijn gedachten liet glijden (moet u ook even doen!), ging ik voor haar aan het werk en typte STR.ZEV. in, want we zweren bij de afko's bij de nummerdienst. Dat scheelt namelijk kostbare tijd. En tijd is geld, want geld is haast. Ik kreeg ondertussen geen vermelding. Ik typte STREEKM. in. Ik kreeg wederom geen vermelding. Maar sinds ik bij de Dienst der Diensten werk ben ik niet voor één gat te vangen en daarom typte ik ZEV.ZAL. in. U raadt het al: geen vermelding. Nadat ik nog een tweetal verwoede pogingen deed met de ingangen STR.MUS. en MUS.ZEV. sloeg de wanhoop toe. Maar waar was de redding?

Als een ongeduldige bom tikte de tijd door en ik merkte dat inmiddels mijn oksels klotsten, mijn knieën knikten en mijn schouders slaphingen. Het was maar goed dat de klant geen lichaamstaal kon verstaan. Of ruiken. Wat kon ik nog meer intikken om alle zeven zaligheden tevoorschijn te toveren? In een laatste poging de klant tevreden te stellen typte ik STR.ZAL. in en ja, daar kwam iets op mijn scherm te staan wat leek op een streekmuseum met een flink aantal zaligheden.

Een flink aantal? Jawel, het waren er geen zeven, maar acht! En zo kon ik deze dame nu zelfs met een extra onverdiende zaligheid naar Eersel helpen. Ik voelde haar blozen aan de andere kant van de lijn. Het voelde goed, ja zeer goed. Het was even een lichtpuntje in een dag die verder vooral gevuld werd door ziekenhuizen, politiebureaus, zorgcentra en bouwbedrijven.

Maar toch: het was niet mijn eigen verdienste. Ik had per slot van rekening die achtste zaligheid niet bedacht, laat staan gecreëerd. Ik mocht haar alleen verschaffen. Ik was slechts de hulp, de knecht, de werker in de wijngaard. Daarom roem ik ook niet op eigen vlees:

'k Roem in vrije gunst alleen!

En dat is wat je noemt een zaligheid op zich.





Geen opmerkingen: