Een kind, daar kun je wat mee.
Een kind wekt vertedering op, ontroering zelfs.
Een kind kun je koesteren of verwennen. Een kind is een universeel beeld: iedereen begrijpt het.
En als een feest dat gecentreerd is rond een kind dan ook nog in de donkere wintermaanden valt, weet de commercie wat haar te doen staat.
Een haas, daar kun je ook wel wat mee.
Nieuw leven, kuikentjes, eieren ook.
Voorjaar, lente en vrolijkheid. Vruchtbaarheid desnoods.
Iedereen is er blij mee.
Ook dit is een krachtig en universeel beeld, en - niet onbelangrijk - ook overal voorradig.
Maar dan wordt het Pinksteren. Een vaag feest van een ons onbekende geest. Wat moet je ermee?
De commercie weet zich geen raad meer.
Barstten de winkels rond Pasen, en met Kerst nog meer, uit van de feestartikelen en -voedingswaren, met Pinksteren blijft het leeg. En stil. Oorverdovend stil. Geen zucht van wind te bekennen.
Logisch.
Het is ook maar handel.
En de kerk? Hoe waait de wind daar?
Helaas, ook daar is het stiller dan gewenst. Wat doen wij eigenlijk met de Geest van hierboven?
Alleen maar geloven dat ie bestaat?
Of is dat onbestaanbaar?
1 opmerking:
Ha, een aanradertje/ boekentip met grappige én verrassende inzichten over dit onderwerp is: 'Adem' van Pieter Both, uitg. Buijten & Schipperheijn.
Een reactie posten