Wij hebben thuis geen afwasmachine. Of nee, wij hebben thuis twee afwasmachines. Hoewel we de jongens nog redelijk sparen, ze hoeven om beurten dagelijks slechts alleen af te drogen, moet er natuurlijk wel wat worden gedaan. Voor de afwas hebben wij geen elektriciteit nodig. Spierkracht genoeg in huis en pedagogen te over die ons steunen door hun loftrompet te steken over de jeugdige inzet aan het aanrecht. Overal goed voor. Niet alleen wordt de vaat gedaan maar ook wordt de familiaire band aangetrokken en goede gesprekken over wezenlijke onderwerpen gehouden. Nou ja, in theorie dan.
Laatst waren Lydia en ik tegelijkertijd gezellig ziek, zwak en misselijk, dus waren ze echt aan de beurt. Tot mijn grote vreugde en stomme verbazing bleek dat al die pedagogen helemaal gelijk kregen. Het was feest in de keuken. Er werd gezongen, gelald, geswingd, gekeuveld en gekletst. Er werd zelfs gewerkt. Alleen een zinnig gesprek over een wezenlijk onderwerp zat er nog even niet in, maar een kniesoor die daar op lette. Als geboren kniesoor en misantroop kon ik het niet nalaten om even langs te lopen en achter hun rug diabolisch in hun oren te smiespelen: “Leuk hè, samen afwassen.” Hun sterke karakters konden deze verleiding echter ruimschoots weerstaan. Ze waren net zo lekker bezig. Dus door ging het met de huiselijke gelukzaligheid van soppen en drogen. Hun spelen was leren en hun leren spelen.
Had ik trouwens al vermeld dat hun moeder hen een bakje chocoladepepernoten had beloofd als ze samen de hele afwas zouden doen? Ach, wat maakt het ook uit. We zagen het als een investering voor het leven. Welke jonge vrouw zal over een aantal jaren niet smelten voor deze echte kerels die geheel vrijwillig de vaat willen verslaan? Hoe goed is het, hoe heerlijk als broers bijeen te wonen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten