woensdag 17 december 2014

Van slanke den tot Christusboom


Daar sta je dan, te pronken voor je nieuwe eigenaars. Jij die kort geleden nog zo mooi en fier overeind stond en zo vol van natuurlijke schoonheid was. Een en al leven, altijd buiten, alle weersomstandigheden trotserende. Hoe wreed lijkt er nu een einde aan je dagen te zijn gekomen. Hoezeer is je trots geknakt. Ondanks alle opsmuk, of juist daardoor, ben je slechts een schaduw geworden van wie je was en eigenlijk ook hoort te zijn.
Hoe is het zover gekomen? Eerst werd je met enkele grove en meedogenloze slagen ontworteld en kwam je daardoor ten val. Direct daarna werd je, bijna ontzield, opgepakt en ergens in een laadruimte gesmeten. Je werd uit je natuurlijke habitat gerukt en in onheilspellende duisternis vervoerd naar een onbestemde plaats. Daar werd je vervolgens gekneveld door een veel te strak zittend net van nylon die al je takken de levensruimte benam. Alsof je leven nog verder getemd diende te worden dan al was gebeurd. Alsof het nog niet genoeg was dat de aanvoer van je levenssappen je ruw was ontnomen. Je moest maar zien hoe je in leven bleef. Opnieuw werd je vervoerd, nog verder van huis, naar een hel verlichte plek, als ware het een bordeel waar je als handelswaar verkocht zou gaan worden. Je kreeg een label om je stam waarin je eigenschappen werden aangedikt en over je herkomst werd gelogen. Voor een paar tientjes wisselde je van eigenaar en werd je meegenomen naar een oververhitte plaats waar je kunstmatig recht overeind werd gezet en gehouden door een kruis in je bast te slaan. Vervolgens werd je bespottelijk aangekleed met ballen en lampen en slingers en een piek. Je voelde je vernederd en verkracht. Je voelde je als een hoer die opzichtig werd opgesmukt voor haar klanten. Even stond je in het middelpunt van de belangstelling. Maar uiteindelijk ging het helemaal niet om jou, zoveel was duidelijk. Net als bij een publieke vrouw wist men je naam niet eens en maalde men daar ook niet om. Als uiting daarvan werd er een spottend liedje over je gezongen waarin je nota bene een den werd genoemd.
Nadat het nieuwe er vanaf was werd je al gauw gewoontjes en nadat je de eerste tekenen van uitval begon te vertonen hoorde je hoe er werd gesproken over wat men verder met je zou aan moeten. Men wilde van je af, maar hoe? Terug naar het bos zou te duur zijn. Het zou sowieso al onmogelijk zijn om je opnieuw ergens te laten wortelen, zover was je al heen. Van verdriet vloeide er een druppel hars van je bast naar beneden. Niemand die het zag. En terwijl jij de doodstrijd voerde waren je wrede eigenaars bezig om zichzelf te vullen met copieuze maaltijden.
Ontworteld, ontvoerd, vernederd, verkracht, gekruisigd, tentoongesteld, verwaarloosd, verpieterd, uitgedroogd, en uiteindelijk (half) dood weggesmeten.  

Zo ben je geworden tot een ware Christusboom.
 
 
 
 

Geen opmerkingen: