woensdag 5 maart 2014

Salomo in Nederland


Op een kwade dag stapten twee vrouwen naar het paleis van de koning. Ze hadden een hooglopende ruzie gekregen over het bezit van een kind en kwamen daar zonder hulp niet uit.

Beide alleenstaande en voordeurdelende vrouwen hadden bijna gelijktijdig een kind gekregen. Maar het ene kind was plotseling doodgegaan en daarmee begon de ellende, want de ene vrouw beweerde van de andere dat die haar dode kind ’s nachts stiekem verwisseld had met háár levende kind. Beide vrouwen wilden daarom dat de koning een uitspraak deed. Een uitspraak die zou leiden tot het alleenrecht op de levende baby.

Maar de geconsulteerde koning sprak bedroefd: ‘Ik mag daar geen uitspraak over doen. We leven in een parlementaire democratie. De zaak moet worden voorgelegd aan de bevoegde instanties.’

De vrouwen liepen het paleis uit en stapten naar het parlement. Daar werden ze ontvangen door de griffier die hun verhalen afzonderlijk van elkaar aanhoorde, notuleerde en liet ondertekenen. Nadat de vrouwen zich hadden geïdentificeerd en de verschuldigde leges hadden betaald, maakte hij van het verhaal een dossier aan en verstuurde hij alle documentatie vervolgens respectievelijk naar de Raad voor de Kinderbescherming, het Contactorgaan Eenoudergezinnen, het College voor Jeugdzaken, de Toewijzingscommissie van het Ministerie, het Algemeen Fonds voor Achterstandskinderen, het Centrum voor Minderjarigen, de Raad voor Levensvraagstukken en de Zuigelingenzorg.

Ondertussen werd het nog levende kind onttrokken aan de moeder en opgevangen in het Gastverblijf van het Instituut voor de Weeskinderen.

Na een wachttijd van veertien maanden kregen beide vrouwen een oproep van de Raad voor de Kinderzorg, een instantie die was ontstaan na de fusie van de Raad voor de Kinderbescherming, de Toewijzingscommissie van het Ministerie en het College voor Jeugdzaken. Het betreffende dossier was echter zoekgeraakt tijdens de verhuizing van de gefuseerde instanties naar hun nieuw gebouwde hoofdkantoor en daarom moest met beide vrouwen opnieuw een intakegesprek gevoerd worden. Vervolgens werden zij opnieuw op een wachtlijst geplaatst. Na nog eens acht maanden wachten kregen beide vrouwen een nieuwe oproep. Helaas was de oproep voor één van de vrouwen per abuis verzonden naar haar oude adres waardoor de afwikkeling verdere vertraging opliep.

Het nieuwe adres van de verhuisde vrouw bleek dat van een psychiatrisch ziekenhuis te zijn waar de vrouw inmiddels permanent verbleef omdat ze gek was geworden van verdriet om het verlies van haar bloedeigen kind. Later dat jaar stierf ze zelfs van verdriet en werd het kind daardoor alsnog toegewezen aan de andere vrouw. Die had al die tijd namelijk nooit last van verdriet gehad en gaf, naar het oordeel van de bevoegde instanties, daarmee blijk van de nodige stabiliteit die voor een opgroeiend kind van levensbelang zou zijn.

1 opmerking:

Anoniem zei

Wat een vreselijk naar verhaal, je zal dat kindje maar zijn!
De mens is nog steeds liefdeloos,
gelukkig is God nog steeds Liefde vol.
maomi