zaterdag 29 december 2012

De zonden mijner jeugd

Nu overal in Nederland weer volop vuurwerk wordt verkocht en afgestoken moet ik weer denken aan een gebeurtenis in - naar ik meen - 1972.

Ik logeerde die kerstvakantie bij puber in crime vriendje B. en we waren samen al wel dik 28 jaar en daarmee oud genoeg voor vuurwerk, dachten we zo. Maar toch. Zonder medeweten van zijn ouders en al helemaal zonder die van mijn moeder zwierven we in het vroege avonduur door de straten van Vlaardingen Holy. Hoewel die naam anders doet vermoeden was er verdacht weinig heiligs aan onze handel en wandel. Een eufemisme, bewust verkozen wij het duister voor het licht. Weliswaar om in die duisternis een lichtje te willen ontsteken, maar niet noodzakelijkerwijs met als doel om daarmee zelf een licht te zijn. Die duisternis gebruikten wij louter en alleen voor het volvoeren van onze snode plannen.

Met onze jaszakken boordevol knalvuurwerk en een heuse aansteker stonden we, gierend van de adrenaline, op scherp om de hele zaak zo snel mogelijk in de hens te steken. Pang! Boem! Knal! We gingen als het kinderen betaamd volledig op in ons heerlijke spel. Zozeer zelfs dat we de passerende auto van de Lange Arm der Wet op geen stukken na hoorden naderen. De inzittenden daarvan hoorden ons natuurlijk al verre en roken - mede daardoor - ook inmiddels lont. Om in stijl te blijven: wij schrokken ons rot op het moment dat wij de twee agenten ons zagen naderen. Vluchten kon niet meer, dat wisten we (het was in die dagen zelfs een hitsingle) en we waren er gewoon gloeiend bij. Gloeien deden we al, maar nu des te meer. We moesten subiet onze namen en adressen opgeven. Dat deden we gedwee, B. als eerste. Toen de verbaliserende agent hoorde dat ik niet in Vlaardingen woonde, maar in Arnhem, aarzelde hij even. Werd hij hier door dit tweede snotneusje nu ook nog voor de gek gehouden? Maar nee, mijn goudeerlijk gereformeerde smoelwerk was afdoende overtuigend.
Na het administratieve gedeelte volgde een korte body check waarbij de agenten nog ruimschoots een aantal handen vol rotjes uit onze jaszakken visten. Berooid en verslagen bleven wij achter. De adrealine was verdwenen en verwisseld voor doffe berusting. Of eigenlijk verontrusting. Want stel je voor dat deze wouten onze ouders gingen inlichten. Dan zouden de rapen gaar zijn. En wij lustten niet eens rapen. We waren er niet gerust op en hoopten er maar het beste van. Wat moet je anders? Inmiddels voelden we ons weer gewoon 2 x 14 en liepen met de staart tussen de benen naar B.'s ouderlijk huis. Daar speelden wij de vermoorde onschuld en deden die avond verder alles wat billijk en betamelijk was.

Nooit hebben wij iets meer gehoord van ons proces verbaal. Het voelde als genade voor recht. Toen moet de kiem zijn gelegd voor onze latere individuele zoektocht  naar de Genade die je alleen recht doet door die met een hoofdletter te schrijven. Amazing Grace how sweet the sound. Dat geluid was nog lichtjaren verwijderd van die twee ontgoochelde puistenkoppen op die gewraakte decemberavond in Holy. Jongens waren wij nog. Maar, aardige jongens. Al Zeg ik het Nu Zelf.





2 opmerkingen:

Bibje zei

Geweldig zoals jij dat beschrijft, ik heb smakelijk zitten lachen!

Bram zei

Wat een voortreffelijke beschrijving van de ervaringen van deze twee kwajongens uit de jaren 70 van de vorige eeuw. Ik kan mij er volledig in herkennen !