maandag 21 januari 2019

Een ijzige psalm


Nu het in Nederland vriest dat het kraakt schiet me de volgende anekdote te binnen:

Er is ooit een predikant geweest die dol was op schaatsen. Zozeer zelfs dat hij het aandurfde om op de glimmende ijzers zich des zondags te begeven naar de plaats van eredienst, een dorp of wat verderop. 

Daar aangekomen bleek dat de kerkenraad ter plaatse bepaald niet stond te juichen over de sportiviteit van Mijnheer Dominee. Om in stijl te blijven: hij kreeg een ijzig ontvangst. Het gaf namelijk geen pas, vonden de mannenbroeders, voor een dominee om nota bene schaatsend naar het Huis des Heeren te gaan. En dat kreeg hij te verstaan ook!

Dominee hoorde het beklag enigszins stoïcijns aan en besteeg vervolgens de kansel. 
Echter alvorens de dienst aan te vangen, lastte de goede man een extra psalmvers in. Dit als antwoord op de grief van de klagers. Het ging om vers 1 van Psalm 138. Let u vooral op de vetgedrukte letters:


'k Zal met mijn ganse hart Uw eer
Vermelden, HEER,
U dank bewijzen;
'k Zal U in 't midden van de goôn,
Op hogen toon,
Met psalmen prijzen;
Ik zal mij buigen, op Uw eis,
Naar Uw paleis,

Het hof der hoven,
En, om Uw gunst en waarheid saâm,
Uw groten naam
Eerbiedig loven.



1 opmerking:

Aikries zei

Maarten 't Hart heeft in "het vrome volk" ook zo over deze psalm geschreven.
Nadat ik dit gelezen heb, heb ik dit lied nooit meer kunnen zingen zonder hieraan te denken. Helaas.
Had ik maar nooit deze rotzooi gelezen. (en beter naar m'n ouders geluisterd)