Ha!
Eindelijk kon ik weer eens laten zien dat ik als tweelinker-handige man zo af en
toe best mijn mannetje sta. Jongste Zoons dynamo deed het niet meer en dus moest er een
nieuw dopje op. Ik weet namelijk wel twee dingen van een fiets en dit was er
toevallig één van. Ik viste zo’n dopje
uit de tas met fietsbenodigdheden en commandeerde Jongste Zoon hiermee naar zijn
dynamo. ‘Houd je kop goed bij je dop!’, riep ik niets te beroerd voor een
flauwe woordgrap hem nog achterna. Even later was hij al weer terug. Hij kreeg
het oude dopje er niet af. De slappeling. Ook zei hij nog iets over een ander
systeem of zo, maar dat wuifde ik vastberaden weg. Tijd voor een patriarchaal
ingrijpen. Voorwaar: een oud dopje van een dynamo afhalen, hoe moeilijk kon dat
zijn? Bovendien had ik zoiets al vaker gedaan, toen bij mijn eigen fiets het
licht doofde.
Het dopje, dat totaal geen reliëf meer had, wist ruimschoots weerstand te bieden tegen een man in de kracht van zijn leven, die daardoor bedacht dat versterking slechts zou kunnen worden gevonden in de keukenla. Gewapend met een keukenmesje en behept met aanzienlijk meer adrenaline dan gezond is wendde ik mij opnieuw tot de fiets. Met ongekende krachten wist ik het oude dopje ernstig letsel toe te brengen, maar het kreng bleef in weerwil van mijn masculiene superioriteit verkleefd aan de dynamo. Jongste Zoon stond erbij en keek ernaar en zou zichzelf niet zijn om mij ongevraagd enig goedbedoeld advies toe te vertrouwen. Het nut van zijn eerdere adviezen indachtig sloot ik, bijna gewoontegetrouw, mijn oren voor zijn gezwets en liet de ongetemde man in mij los. Inmiddels ontdaan van elke natuurlijke remming viel ik met ongecontroleerde, ja zelfs onbeteugelde kracht de dynamodop aan, totdat Jongste Zoons oudere broer, wiens naam mij nu met redenen omkleed even niet te binnen wil schieten, het toneel betrad. Die keek de zaak heel even aan en zei toen ongegeneerd: "Het dopje is er al vanaf pap, je molt nu de dynamo zelf." Opnieuw doofde mijn licht.
Het dopje, dat totaal geen reliëf meer had, wist ruimschoots weerstand te bieden tegen een man in de kracht van zijn leven, die daardoor bedacht dat versterking slechts zou kunnen worden gevonden in de keukenla. Gewapend met een keukenmesje en behept met aanzienlijk meer adrenaline dan gezond is wendde ik mij opnieuw tot de fiets. Met ongekende krachten wist ik het oude dopje ernstig letsel toe te brengen, maar het kreng bleef in weerwil van mijn masculiene superioriteit verkleefd aan de dynamo. Jongste Zoon stond erbij en keek ernaar en zou zichzelf niet zijn om mij ongevraagd enig goedbedoeld advies toe te vertrouwen. Het nut van zijn eerdere adviezen indachtig sloot ik, bijna gewoontegetrouw, mijn oren voor zijn gezwets en liet de ongetemde man in mij los. Inmiddels ontdaan van elke natuurlijke remming viel ik met ongecontroleerde, ja zelfs onbeteugelde kracht de dynamodop aan, totdat Jongste Zoons oudere broer, wiens naam mij nu met redenen omkleed even niet te binnen wil schieten, het toneel betrad. Die keek de zaak heel even aan en zei toen ongegeneerd: "Het dopje is er al vanaf pap, je molt nu de dynamo zelf." Opnieuw doofde mijn licht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten