Daar sta je dan, te pronken voor je nieuwe eigenaars. Jij
die kort geleden nog zo mooi en fier overeind stond en zo vol van natuurlijke
schoonheid was. Een en al leven, altijd buiten, alle weersomstandigheden
trotserende. Hoe wreed lijkt er nu een einde aan je dagen te zijn gekomen. Hoezeer
is je trots geknakt. Ondanks alle opsmuk, of juist daardoor, ben je slechts een
schaduw geworden van wie je was en eigenlijk ook hoort te zijn.
Hoe is het zover gekomen? Eerst werd je met enkele grove en
meedogenloze slagen ontworteld en kwam je daardoor ten val. Direct daarna werd
je, bijna ontzield, opgepakt en ergens in een laadruimte gesmeten. Je werd uit
je natuurlijke habitat gerukt en in onheilspellende duisternis vervoerd naar
een onbestemde plaats. Daar werd je vervolgens gekneveld door een veel te strak
zittend net van nylon die al je takken de levensruimte benam. Alsof je leven
nog verder getemd diende te worden dan al was gebeurd. Alsof het nog niet
genoeg was dat de aanvoer van je levenssappen je ruw was ontnomen. Je moest
maar zien hoe je in leven bleef. Opnieuw werd je vervoerd, nog verder van huis,
naar een hel verlichte plek, als ware het een bordeel waar je als handelswaar
verkocht zou gaan worden. Je kreeg een label om je stam waarin je eigenschappen
werden aangedikt en over je herkomst werd gelogen. Voor een paar tientjes
wisselde je van eigenaar en werd je meegenomen naar een oververhitte plaats
waar je kunstmatig recht overeind werd gezet en gehouden door een kruis in je
bast te slaan. Vervolgens werd je bespottelijk aangekleed met ballen en lampen
en slingers en een piek. Je voelde je vernederd en verkracht. Je voelde je als
een hoer die opzichtig werd opgesmukt voor haar klanten. Even stond je in het
middelpunt van de belangstelling. Maar uiteindelijk ging het helemaal niet om
jou, zoveel was duidelijk. Net als bij een publieke vrouw wist men je naam niet
eens en maalde men daar ook niet om. Als uiting daarvan werd er een spottend liedje
over je gezongen waarin je nota bene een den werd genoemd.
Nadat het nieuwe er vanaf was werd je al gauw gewoontjes en
nadat je de eerste tekenen van uitval begon te vertonen hoorde je hoe er werd
gesproken over wat men verder met je zou aan moeten. Men wilde van je af, maar hoe? Terug naar het bos zou te duur zijn. Het zou
sowieso al onmogelijk zijn om je opnieuw ergens te laten wortelen,
zover was je al heen. Van verdriet vloeide er een druppel hars van je bast naar
beneden. Niemand die het zag. En terwijl jij de doodstrijd voerde waren je wrede
eigenaars bezig om zichzelf te vullen met copieuze maaltijden.
Ontworteld, ontvoerd, vernederd, verkracht, gekruisigd, tentoongesteld,
verwaarloosd, verpieterd, uitgedroogd, en uiteindelijk (half) dood weggesmeten.
Zo ben je geworden tot een ware Christusboom.
Zo ben je geworden tot een ware Christusboom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten