zaterdag 29 januari 2011

Zijn broeders hoeder

Ik heb een nieuwe winterjas gekocht.

Dit lijkt een tamelijk banale mededeling, we kopen allemaal wel eens een winterjas nietwaar, maar in mijn geval is het toch iets speciaals. Ik heb namelijk in de afgelopen 16 jaar geen winterjas gekocht. Dat vraagt om uitleg. Het is niet zo dat ik 's winters grotendeels op de Balearen verkeer en dus geen winterkleding nodig heb, maar omdat ik al die tijd de net iets te grote Tensonjas van mijn in 1995 overleden 'grote' broer heb gedragen. De jas was toen net nieuw. En een Tenson daar doe je heel lang mee, is wel gebleken.

Het was een heerlijke jas: heel veel zakken, een ideale capuchon, een warme binnenvoering. Maar nu was de ritssluiting voor de tweede keer stuk gegaan en vond ik dat de Tenson inmiddels wel genoeg draagkracht  had gegeven.

In feite heeft mijn broer deze jas voor mij gekocht, ook al wist hij dat niet. Zelf heeft hij hem net één winter kunnen dragen. Mijn broer heeft toen zijn jas uitgetrokken zodat ik hem aan kon trekken. Zodoende is mijn grote broer voor de laatste keer zijn broeders hoeder geweest. Zelfs nog lang na zijn dood. Dat is het bijzondere. Daarom heb ik wel een beetje moeite om de jas weg te doen. Gaat dus ook niet gebeuren. Hij mag mooi eerste reserve zijn. Kan die tenminste nog tot in der eeuwigheid in de kast blijven hangen. Als stille getuige van een voorbije tijd. Van oude mensen en de dingen die voorbij gaan. Vanaf nu draag ik weer mijn eigen jas. Gelukkig heb ik een Hoeder en Grote Broer die mij op zijn dag geheel zal overkleden met een passende 'jas' van eeuwigheidswaarde (vast zonder rits). Daar zie ik dan maar naar uit terwijl V&D mij tijdelijke mag kleden met een uitverkoopwinterjas van 49 euro.

                                                              (Tenson uit 1994 in 2011)

woensdag 26 januari 2011

Small Faces: Ogden's Nut Gone Flake

Ik heb de oplossing gevonden voor de stagnerende verkoop van de cd! Nee, eigenlijk heb ik twee oplossingen bedacht. De eerste is het eenvoudigste: maak eindelijk weer eens echt werk van de hoesjes. Schaf die laffe plastic doosjes af, hou het bij Eerlijk Karton en geef de koper iets extra's in handen, zodat ie weet waarom die de handel niet heeft gebrand of gedownload. Geef er een boekje bij met de teksten, of met kekke gadgets die passen bij de muziek. Gooi er desnoods een eurootje bij op, maar doe iets leuks! Wees creatief! Zanik niet over illegale kopieerders (die waren er in de jaren zeventig namelijk ook al) maar stop je energie in positieve aandacht. Zorg ervoor dat de kopieerder ergens toch baalt dat ie het origineel niet heeft, dan ben je mijn man.
Oplossing twee. Schaf de cd (grotendeels weer) af. Say what? Ja, ja, ik meen het echt (wel een beetje). Want wat is er nu eigenlijk leuker dan die heerlijke grote elpeehoezen waar je zoveel informatie / foto's / teksten op kwijt kan en die grote zwarte schijven die je nog echt ziet draaien. Met een elpee heb je wat in handen! Je kunt er een klaphoes van maken en er zijn uitvouwmogelijkheden te over.
Voorbeeldje doen? Komt ie.
Het cockney-antwoord op Stg. Pepper's Lonely Hearts Club Band van The Beatles (en een stuk geestiger):

The Small Faces met Ogden's Nut Gone Flake.

Verpakt in een soort tabaksdoos die je zo kon uitvouwen dat ie vier keer zo groot werd. Geweldig idee. En omdat creativiteit van alle tijden is, kwam deze muziek zo'n tien jaar terug opnieuw op ludieke wijze verpakt op cd uit: natuurlijk in een rond tinnen boxje. Er zat nog net geen echte tabak in. Zie de foto's hieronder maar eens, want ik heb inmiddels beide versies op de kop getikt (ja, ik ben soms een beetje een freak). En de muziek? Wat zal ik zeggen? Dit: Je weet niet wat je hoort!




O ja, voor de Elly & Rikkertfans onder jullie: draai kant 2 van Maarten en het Witte Paard eens nadat je kant 2 van deze elpee hebt gedraaid en trek je conclusie.

maandag 24 januari 2011

In alle nederigheid



"Onlangs heb ik mijzelf een aardig boekwerkje te hand gesteld. Het heeft als pakkend onderwerp het thema van de nederigheid. Nu hoeft men een Heer van Stand hierover natuurlijk niets meer te vertellen, maar ik heb het dan ook gekocht voor mijn buurman, zoals de oplettende lezertjes zullen begrijpen. Die opsnijder kan nog wel wat nederigheid gebruiken. Telkens probeert hij mij de loef af te steken waarbij hij niet schroomt om mij daarbij tevens de les te lezen die ik juist voor hem had bedacht. Hij is in staat om mij te beledigen waar ik zelf bij sta en boomt mij dwars zodat mijn rechte rug een lelijke kromming laat zien en ik mij niet meer kan vertonen in de Kleine Club. Zodoende heb ik een adder aan mijn boezem gekoesterd. De markies, want hij is het, zal me nog dankbaar zijn wanneer ik hem dit boekje overhandig zodat hij het door kan lezen en in alle nederigheid zal beseffen hoezeer hij tekort is geschoten in het eren van een heer met een hoogstaand gedachtenleven. Ruimhartig zal ik zijn terechte excuses aanvaarden en hem vanuit mijn ivoren toren de mantel der liefde toewerpen die als een warme deken om hem heen zal zijn, zodat hij het gevoelsleven van een tere heer zal kunnen ervaren en zal moeten toezien hoe ik niet moe word om het kwade met het goede te vergelden.
Ach, het leven is heel moeilijk voor iemand voor wie geld geen rol speelt. Zo ga ik mijn eigen eenzame weg terwijl ik in stilte veel goeds doe. In alle nederigheid, dat spreekt vanzelf."

zondag 16 januari 2011

COLUMN: GULLE GEVER





Gewoontegetrouw houdt onze voorganger ’s zondagsmorgen een praatje voor de kinderen en geheel volgens de boekjes neemt hij daartoe steevast een voorwerp mee. Dat praat gemakkelijker en houdt de aandacht langer vast.
Maar deze ochtend wil onze predikant eerst een kind van een jaar of zeven naar voren vragen dat goed is in rekenen en ook van zichzelf weet dat het gul is. Niemand komt. Zelfs de kinderen van uw columnist, toch zeker niet de minsten (inzake het feilloos aanvoelen van andermans gulheid), voelen zich niet geroepen. Tegen beter weten in verbeeld ik mij dat dit komt door de absurde leeftijdseis. Om de zaak vlot te trekken loopt uiteindelijk een goeiige jongen van een jaar of twaalf uit eigen beweging het podium op. Dan vraagt onze zielenherder of hij soms vijftig cent voor hem heeft. “Helaas heb ik die nu even niet bij me,” antwoordt het joch uiterst beleefd. Dan geeft onze pastor hem zowaar een briefje van vijf én een muntje van vijftig cent en herhaalt zijn vraag. Onmiddellijk geeft de jonge goedzak hem het muntje terug en twijfelt over de rest. Die waren toch ook van dominee? Voor alle jaloerse zittenblijvertjes maakt de onbaatzuchtige zielzorger duidelijk dat de jongen die vijf euro mag houden. Als hij hierdoor maar begrijpt hoe God de Vader met ons wil omgaan. Een opgewekt geroezemoes gaat door de kerk: de gemeente begrijpt de les en geniet van de uitgerekende didactiek van de gulle gever.
Maar even later blijkt wie de gulste gever is: tijdens de collecte stopt onze rijke jongeling zijn nieuwverworven schat zonder blikken of blozen geheel in de collectezak! Opnieuw wordt duidelijk dat het zaliger is te geven dan te ontvangen, want onder veel bekijks en met een grote omhaal stopt de jeugdige filantroop het bankbiljet tergend langzaam maar trefzeker in de langskomende zak. Een farizeeër met een hart van goud. Pardoes word ook ik jaloers.


woensdag 12 januari 2011

Doppen


Ha! Eindelijk kon ik weer eens laten zien dat ik als tweelinker-handige man zo af en toe best mijn mannetje sta.

Het geval was: Luuks dynamo deed het niet meer en dus moest er een nieuw dopje op. Tot zover reikt mijn kennis van de fiets ook gelijk min of meer. Ik vond zo'n dopje in de tas met fietsbenodigdheden en commandeerde Luuk met zijn dop naar zijn dynamo. Even later was hij al weer terug. Hij kreeg het oude dopje er niet af. Ook zei hij nog iets over een ander systeem of zo, maar dat wuifde ik weg. Vader zou wel even laten zien hoe het moest. Voorwaar: een oud dopje van een dynamo afhalen, hoe moeilijk kon dat zijn? Bovendien had ik zoiets al vaker gedaan, bij mijn eigen fiets toen daarbij het licht haperde.

Het dopje, dat totaal geen reliëf meer had, wist ruimschoots, ja zelfs met groot succes weerstand te bieden tegen de krachten van een Heer van Stand, die men in dezen ook zou kunnen omschrijven als een Heer van Weinig Weerstand. Gelukkig viel het mijn Grote Denkraam te binnen dat ik versterking moest gaan zoeken in de keukenla. Een heer moet ook alles alleen doen. Een keukenmesje was snel gevonden en opnieuw toog ik aan het werk. Met ongekende krachten (ik wist niet dat ik die in mij had) wist ik het oude dopje ernstig letsel toe te brengen, maar het kreng week desondanks niet van zijn plaats en bleef trouw aan de dynamo. Luuk stond erbij en keek ernaar en voegde mij ongevraagd goedbedoelde adviezen toe. Natuurlijk sloot ik mijn oren voor zijn gezwets en liet zien dat ik een echte man was. Met brute kracht viel ik de dynamodop aan totdat Elias erbij kwam staan. Hij bekeek de zaak even en zei toen ongegeneerd: "Het dopje is er al vanaf pap."


Ik moet beter uit mijn doppen kijken.
Ik moet beter uit mijn doppen kijken.
Ik moet beter uit mijn doppen kijken.
Ik moet beter uit mijn doppen kijken.
Ik moet beter uit mijn doppen kijken.
Ik moet beter uit mijn doppen kijken.
Ik moet beter uit mijn doppen kijken.
Ik moet beter uit mijn doppen kijken...

vrijdag 7 januari 2011

Wintertenen

Als ik door het dorp loop kijken de winkelende dames aldaar meestal maar wat graag mijn kant op. Geen wonder: een guitige jongensachtige kop met vrolijke lokken en charmant grijzende slapen met daartussen donkere en ondeugende ogen doen menig vrouwenhart net even iets sneller slaan. En zoniet dan gebeurt dat alsnog wel door het aanschouwen van mijn postuur, waarbij zelfs die van Arie Boomsma nog verbleekt, en anders wel door (kleren maken de man!) een uitgekiende, sportieve maar toch gedistingeerde set kleding die ik dagelijks vers draag. Is het dan nog een wonder dat ik met een lichte tred door het leven ga? U ziet mij zo lopen, en dan heeft ook Cliff Richard (wie kent hem eigenlijk nog?) het nakijken.

Maar vandaag was het anders. Helemaal anders. In plaats van naar mijn heerlijke hoofd te kijken of mijn slanke taille, monsterde menig dorpsgenoot uitsluitend mijn voeten op. Tot mijn schaamte kon ik hen daarin niet geheel ongelijk geven, want wat om mijn voeten heen was te zien was niet minder dan stuitend.

Omdat ik sinds een week weer last heb van wintertenen weiger ik nog langer om gewone schoenen aan te doen. Die knellen mijn arme en gevoelige tenen veel te veel af, waardoor er in mijn schoeisel een brand uitbreekt waarbij die van Moerdijk een kampvuurtje lijkt. 't Liefst loop ik daarom gewoon op blote voeten rond. Maar ja, dat is als ik naar buiten moet zelfs met de ingevallen dooi toch wel wat erg koud. Daarom trek ik als voorbereiding mijn wollen sokken (type: geit) aan en doe - alsof het allemaal heel gewoon is - daaroverheen doodleuk mijn sexy sandalen aan.

Het gevolg ziet u hieronder als u tenminste belooft boven de 18 te zijn, want er zijn grenzen.




Nou? Heb ik iets te veel gezegd?

woensdag 5 januari 2011

Dribbel



Het is misschien heel kinderachtig van mij maar toen ik las van het overlijden van profvoetballer Coen Moulijn en in de media daarbij zijn onnavolgbare dribbel weer ter sprake kwam, kwam het beginliedje van de peuter/kleuterserie Dribbel in mijn hoofd om daar voorlopig niet uit weg te gaan.

Coen Moulijn was voetballer bij Feijenoord toen die club en ik nog twee handen op één buik waren. Zo rond 1970 was Feijenoord niet alleen Europees kampioen maar even later zelfs wereldkampioen. Als redelijk verse ex-Rotterdammer en groot fan van mijn (geboorte)stad en mijn club was ik natuurlijk in de gloria met deze gebeurtenissen. Ik was een jaar of 14 en zo leip dat ik vanuit Arnhem een treinreis naar Rotterdam maakte om tegen betaling met de Europacup op de foto te mogen. Er stond ergens in het centrum (de Coolsingel?) een kraampje met parafernalia maar middenin de keet schitterde De Cup. Ik kon het bijna niet geloven dat ik met die wereldberoemde cup op de foto mocht voor een luttel bedragje van een gulden of zo. De koning te rijk spoorde ik met de begeerde fotoafdruk in mijn zweterige puberjongenshanden terug naar Arnhem. De foto heb ik nog steeds en als mijn kinderen een erge hekel aan mij hebben, herinneren zij mij nog wel eens aan die opname. Ik zal hem u dus maar besparen, u heeft het al moeilijk genoeg.

En nu ik toch aan het Feijenoord van weleer (en nooit meer) denk, schieten me opeens een aantal andere namen te binnen van dat winnende elftal. Zou ik ze allemaal nog weten? Eens kijken:

Ove Kindsfall
Willem van Hanegem
Eddy Treitel
Wim Janssen
Rinus Israël (hij kwam ook op het journaal, maar ik wist hem anders ook nog wel)
eh....
en Coen Moulijn dus.

Ai, zes. Ik kom net over de helft. Blijkbaar heeft de tand des tijds zijn verwoestende werk gedaan. Er was ook iemand met iets van Geel, Geelman, Geels? Ik weet het niet meer. Is er iemand out there die me kan helpen? Vriend B.?
Tegenwoordig weet ik van geen enkele profvoetballer meer de naam en daar ben ik nog trots op ook. Tegen de tijd dat ik zestien werd begon ik dat voetballen maar een domme sport te vinden. Brood en spelen, opium voor het volk, dat soort zaken speelden toen op, om eigenlijk nooit meer weg te gaan. Ik walg van betaalde sport vanwege alle uitwassen zowel in vak F als in vak B(obo).

Ondertussen draai ik mijn geheugen nog maar eens flink de duimschroeven aan. Au!



Eh.. Jaap Geelman? Of ben ik nu in de war met Jaap Kooiman???