woensdag 31 maart 2010

Rotzakjes













Omdat ik nu toch helemaal huisman ben geworden, kan ik ook wel ‘es een berichtje schrijven over iets heel triviaals. Dat ga ik hieronder doen, ik waarschuw maar even.

Ik wil mijn kleine en hoogst burgerlijke frustratie met u delen over suikerzakjes. Nee, niet de suikerzakjes die menigeen vroeger spaarde (of zijn er mensen die dat nog steeds doen?), maar de zakjes met basterdsuiker die je gewoon bij de supermarkt koopt. Wat mij zo frustreert is dat je met geen mogelijkheid alle suiker uit dat slappe zakje kunt halen, zonder een aanzienlijk deel ervan te morsen. Die suiker is zo plakkerig en dat er altijd een aanzienlijk deel achterblijft in het zakje zelf en anders onmiddellijk van het lepeltje valt dat ik gebruik om het zoete spul over te hevelen van het suikerzakje naar ons suikerpotje.

Ik ben benieuwd hoe anderen dat doen. Of heeft u misschien een hele grote suikerpot in huis waarin u dan de gehele inhoud van het zakje kunt kieperen en zo alle problemen ontloopt? Graag reactie en tips inzake mijn besuikerde probleem met die kleine rotzakjes…



dinsdag 30 maart 2010

Kijk wijzer

















Afgelopen zaterdag zapte ik even langs wat televisiestations. Het was een uur of half zes in de namiddag. Opeens zat ik in een speelfilm op Net 5. Het script luidde op dat moment in het Engels:

Oh, Jim! Oh, God!
Oh, God. Just like that. Oh yes. Fill me up...
Do it, Jim. Fuck me.
Fuck me, Mr. McAllister.

Etc.

Ik zapte maar gauw door en keek daarna eens even in de tv-gids waar ik op dit uur van de dag nu eigenlijk naar had gekeken. Daar stond dat het een Amerikaanse ‘filmkomedie’ betrof en uit de twee icoontjes van de kijkwijzer (alleen een spin en een zes) bleek dus dat deze film geschikt voor kijkers vanaf zes jaar….

zondag 28 maart 2010

Over ontucht en oorlogsmisdaden













Maart 2010. Het nieuws stroomt over van seks en geweld. Seks in de roomse kerk en geweld vanuit het nazi-Duitsland van 65 jaar geleden. Alles wat in het verleden gruwelijk is misdreven, komt uiteindelijk een keer aan het licht. Dat wisten we al vanuit de Bijbel maar soms komen onze zonden al in dit aardse leven aan de oppervlakte. Ook al is het tientallen jaren later.
Ik ben er niet op uit om de misdaden van de roomse broeders en voormalige concentratiekampbewaarders en/of huurmoordenaars te vergoelijken. Verre van dat zelfs. Barbertje mag hangen, want het recht moet zijn loop hebben. Vergoelijken hoort niet bij Christus en dus ook niet in de kerk. En ook in de rechtszaal hoort vergoelijking niet thuis.

Maar wat me opvalt is het fanatisme van velen, waarbij koste wat kost de onderste steen moet bovenkomen en er moet worden berecht zolang het nog kan.

Kijk, daar hebben we dus het verschil te pakken tussen een mensvisie met of zonder Christus. Want wie niet gelooft in een Almachtige God, die ieder mens zal geven wat hij heeft verdiend ofwel zijn genade zal gaan bewijzen door Christus’ kostbaar bloed, moet alle schuld en wraak en straf in dit aardse kunnen toedelen. Voor het te laat is. En dan is het zuur dat er al veel wellustige paters zijn overleden of dat Heinrich Boere weliswaar is berecht maar inmiddels al wel 89 jaar is en in hoger beroep gaat zodat hij nog steeds vrij kan rondlopen, waarschijnlijk tot aan zijn dood. En dat ook John Demjanjuk 89 jaar is en tijdens zijn rechtszaak gestrekt gaat en voornamelijk (doet alsof ie) slaapt. Als er dan geen hiernamaals is, zou je toch je schoenen opvreten van ellende. Dan lopen al die verschrikkelijke criminelen hun zware straf helemaal mis, en heerst het onrecht hier op aarde tot aan het graf en daarna is er niets meer.

Als ik niet in een rechtvaardig én genadige God zou geloven, zou ik ook ‘hemel en aarde’ willen bewegen om die boeven als het maar enigszins kon hier en nu te laten straffen. Dus ik begrijp het wel. Overigens, ook bij het bestaan van een hemel en een hel moeten misdadigers natuurlijk zo snel mogelijk bestraft worden. Laat ook daar geen twijfel over bestaan. Maar als dat om wat voor reden dan ook niet meer zal lukken, is er nog steeds die almachtige God die iedereen het zijne zal geven. Of het nu in dit leven is, of in het volgende. Die misdadigers ontlopen hun gerechte straf echt niet hoor. Ook al krijgen ze dat wel voor elkaar op deze aarde. Daarna is hun spel definitief uit. Dan krijgen ze te maken met de enige rechter die over het graf heen kan rechtspreken. Maar daar moet je dan wel in geloven.

zaterdag 27 maart 2010

Over klippen

Soms is het leven een last. Soms lijkt het alsof alles tegenzit. Soms zie je er bijna geen gat meer in. Soms voel je jezelf zo machteloos. Soms word je overspoeld door medelijden en verdriet.

Dat soms was gisteren. En vandaag ook nog, ja. Purperpol heeft zich volledig ziek gemeld op haar werk. Het ging echt niet meer. Te hoge werkdruk en te weinig energie. En dan houdt het een keer op. Dat was gisteren dus, ja.

Dan zit ze op de bank en zapt zelfs niet eens meer. Ze zit alleen maar en voelt zich ongelukkig. En ik? Ik kan daar niks mee. Ook als ik op mijn kop ga staan, lossen deze problemen niet op. En door (even) te bidden ook niet nee. Soms moet je blijkbaar gewoon lijden. Maar dan lijden we wel met ons tweeën. Daar wordt het weliswaar niet minder van, maar toch.

Lijden hoort bij dit leven. Maar lijden lijkt zo zinloos. Zo uitzichtloos. Zo zuigend. Toch beseffen we dat er iemand is die dit alles weet, en die in staat is om dit lijden in een oogwenk te beëindigen. Maar omdat die persoon niet een soort grote tovenaar is, gebeurt dat niet. En zullen wij door het lijden heen moeten. Waarom? Joost weet het niet. God wel. Dat is genoeg. Zijn genade is ons genoeg. Dat hoeven we niet elk moment van de dag te ervaren of te voelen noch te beleven, maar wel te geloven. En dat doen we. Desnoods tegen de klippen op. We staan immers zelf niet aan het roer. En: er komen andere tijden. Zeker weten. Vast geloven. En bidden doen we natuurlijk wel, hè?

donderdag 25 maart 2010

Hieperdepiep hoera !!!













Beste mensen,

Vandaag was een heugelijke dag. De Euromast bestaat 50 jaar!

Wie nu denkt: lekker belangrijk, heeft natuurlijk volkomen gelijk. Maar ja, dit is wel mooi mijn eigen blogspot dus bepaal ik wat u belangrijk hoort te vinden. ;-)

Waarom is dit zo belangrijk voor mij? Omdat ik een rechtgeaarde Rotterdammert ben. Geboren en een beetje getogen in de Maasstad, zeven jaartjes maar, maar lang genoeg om mijn eeuwige liefde te verklaren aan deze stad van noeste werkers en no nonsens mentaliteit. Toen wij als gezin uit Rotterdam vertrokken, bezwoer ik dat ik als volwassene zeker zou terugkeren naar mijn geboortegrond. Dat is er niet meer van gekomen, ik werd echt volwassen en wist daarom ook dat je beter niet in hartje Randstad kunt wonen, maar mijn liefde bleef. Eens per jaar kriebelt het zo dat ik weer een dagje Rotjeknor doe. Soms neem ik, als alibi, mijn jongens mee (‘kijk jongens, dat is nou de Euromast’) maar zelfs dat hoeft niet meer per se.

De Euromast is slechts een beetje jonger dan ik en staat volgens de nieuwsberichten nu symbool voor de wederopbouw. Ach ja, wederopbouw en Rotterdam. Die horen sinds de oorlog helemaal bij elkaar. Ik woonde toen ook in een wederopbouwwijk.In Kleinpolder-Oost (Overschie) om precies te zijn. In een van de vele portiekflats die daar zo haastig in elkaar werden gegooid om de naoorlogse woningnood zo snel mogelijk te lenigen. Mooi woord trouwens: lenigen. Al is dat lenigen er niet erg van gekomen: woningnood is er nog steeds, al heeft die wel een luxere vorm dan toen.

Met mijn eigen woonsituatie is het trouwens ook niet veel beter geworden. Ik woon nog steeds in een wederopbouwflat met enkel glas, geen centrale verwarming, slechts één gaskachel en daardoor dus veel tocht en vocht. Het is dat onze woonomgeving een stuk rianter is dan toentertijd die in Rotterdam anders waren we allang vertrokken. Zij het dan dus niet retour richting Rotterdam.

Daar moet ik allemaal aan denken bij de verjaardag van de Euromast. Ik heb trouwens tot lang na mijn jeugd Uromast tegen die betonnen paal gezegd, waarom mag Joost weten. Die mast is trouwens niet zo bijzonder meer als in zijn kinderjaren. In de jaren ’60 was hij (de Euromast is natuurlijk mannelijk!) nog het toonbeeld van moderniteit, maar na 1970, toen die net met een flinke lengte was opgehoogd, kwamen andere attracties die aanzienlijke bezoekersaantallen afsnoepten van mijn geliefde icoon. Nu is het als bij een oude tante: ze stelt niet veel meer voor, maar je hebt er wel een band mee. En af en toe zoek je haar nog even op en stel je vast: zo was het dus.


Ja, zo was het dus. Rotterdam, Euromast en alom wederopbouw. Wat zag het leven er toen eenvoudig en overzichtelijk uit. Kom er nog maar eens om. Zucht.

woensdag 24 maart 2010

Een Lumineus idee




















Onder de afwas ontstaan vaak de beste gesprekken. Gesprekken die zomaar kunnen uitmonden in de beste ideeën.

Luuk (die Marleymuts) en ik waren bezig aan het aanrecht (ik nat, hij droog) en het gesprek kwam op school. Over hoeveel het allemaal was. En hoe zwaar. Ja ja. Veel en zwaar - aan m’n hoela troela. Onze reggaekoning heeft - vanwege de uitval van z’n mentor/leraar die normaliter wekelijks wel vijf verschillende vakken aan Luuks klas geeft - deze week elke dag hooguit een uurtje of twee, drie les. Dus slaapt Prins Heerlijkheid een gat in elke dag en staat vanaf een uurtje of twee, drie ’s middags al weer te swingen op de trampoline voor ons huis. Om daarna eenmaal binnenshuis onophoudelijk mijn oren van mijn getormenteerde hoofd te zaniken.

Maar dat idee.

Luuk zei dat hij en alle andere kinderen uit zijn klas altijd veel vrolijker zijn in het weekend.
Echt opvallend ja.
Ik zei daarom voor de gekkigheid dat ze het dan maar moeten omdraaien. Schoolgaan in het weekend en door de weeks vrij.
Het duurde even voordat het kwartje viel, maar toen was Boy Wonder meteen gegrepen. Werkelijk: twee dagen school en vijf dagen vrij, dat leek hem wel wat. Hij dacht daarbij zelfs ook nog aan zijn moeder: ‘Dan hoeft mama ook maar twee dagen te werken.’
Ikzelf dacht even heel snel aan alle nachtbrakers, comazuipers, straatvechters en bushokjesverbouwers die in het weekend zo hun eigen programma afdraaien en dacht: Mm, de meeste tieners zijn in het weekend dag en nacht onafgebroken in touw, dus die verplichte lesuren halen ze dan ook gemakkelijk in die twee dagen.

Ik ga morgen meteen patent aanvragen voor mijn idee.

dinsdag 23 maart 2010

COLUMN ZEVEN: ONGELOVELOOS














(of de kortste geloofsbelijdenis ter wereld)

Ik geloof niet in nieuw. Ik geloof niet in nieuws. Ik geloof niet in de media. Ik geloof niet in jong zijn of blijven. Ik geloof niet in de jeugd. Ik geloof niet in retro. Ik geloof niet in fast-food. Ik geloof niet in kleurstoffen. Ik geloof niet in stof. Ik geloof niet in gezond of groen of bio of eco. Ik geloof niet in reclame. Ik geloof niet in funshoppen. Ik geloof niet in gezelligheid en huiselijkheid. Ik geloof niet in internet. Ik geloof niet in msn en sms. Ik geloof niet in driedelige pakken met stropdassen en aktetassen. Ik geloof niet in goed fatsoen. Ik geloof niet in normen en waarden. Ik geloof niet in de beschaving. Ik geloof niet in vaderland en Oranje. Ik geloof niet in voetbal. Ik geloof niet bij in bijgeloof. Ik geloof niet in sterren, zowel op de aarde als aan de hemel. Ik geloof niet in geld. Ik geloof niet in macht. Ik geloof niet in seks. Ik geloof niet in politiek. Ik geloof niet in de leugen. Ik geloof niet in mega. Ik geloof niet in de economie. Ik geloof niet in een carrière (nooit gehad ook). Ik geloof niet in succes. Ik geloof niet in de vooruitgang. Ik geloof niet in zelfontplooiing en zelfverwerkelijking. Ik geloof niet (in het goddelijke) in mijzelf. Ik geloof niet in de tijdgeest. Ik geloof niet postmodern. Ik geloof niet in ‘that old-time religion’. Ik geloof niet in 'moet kunnen'. Ik geloof niet in 'ieder voor zich'. Ik geloof niet in kreten en slogans. Ik geloof niet in 'men'. Ik geloof niet in -ismen. Ik geloof niet in (populaire) wetenschap. Ik geloof niet in de oerknal (noch de eindknal). Ik geloof niet in bekende Nederlanders. Ik geloof niet in partijen. Ik geloof niet in de Christen Unie. Ik geloof niet in de EO. Ik geloof niet in €uropa en Utopia. Ik geloof niet in de Verenigde Naties en de Verenigde Staten. Ik geloof niet in globalisering. Ik geloof niet in opties en aandelen; woekerwinsten horen bij de Mammon. Ik geloof niet in Max Havelaar en Fair Trade, hun zuiverheid is nog maar het begin. Ik geloof niet in deze wereld. Ik geloof niet in deze natuur. Ik geloof niet in mensen. Ik geloof niet in vrijheid, waar bandeloosheid bedoeld wordt. Ik geloof niet in liefde, waar seks bedoeld wordt. Ik geloof niet in kerkscheuringen, die zijn een gruwel voor God. Ik geloof niet in de Wereldraad van kerken. Ik geloof niet in de oecumene. Ik geloof niet in Taizé. Ik geloof niet in spiritualiteit, liturgie en mystiek. Ik geloof niet in goede werken. Ik geloof niet in een Opwekking. Ik geloof niet in Alpha. Ik geloof niet in Ministry. Ik geloof niet in een dominee. Ik geloof niet in een Paus. Ik geloof niet in Maria. Ik geloof niet in iconen. Ik geloof niet in apostelen. Ik geloof niet in de Reformatie. Ik geloof niet in de Bijbel. Ik geloof niet in de kerk. Ik geloof niet in artikelen des geloofs, en dus ook niet in dit artikeltje. Ik geloof niet in ik. Ik geloof niet in ik geloof niet, geloof ik.

Ik geloof in God.


(Moraal: Psalm 118: 8,9)


  

(overigens: wie raadt waarom dit plaatje boven dit credo staat?)

maandag 22 maart 2010

Sock it to me















Mijn vrouw houdt heel veel van mij.

Hoe ik dat zo zeker weet?

Vanwege het volgende.

Omdat ik hier te huize de huisman ben, is een van mijn vele huiselijke taken het uitsorteren van de was, waaronder de sokken. Sokken, beste mensen, zijn een ramp op zich. Feit is dat ze allemaal nogal op elkaar lijken sinds de uitvinding van de unisex. Ze zijn allemaal zwart of hebben anderszins een veelal donkere kleur waarmee ze onderling niet meer te onderscheiden zijn. En daar ben ik mooi klaar mee. Maar niet heus. Ik ben er helemaal niet klaar mee, omdat ik door het woud van uni-sokken de eigenaar niet meer zie staan.

En dus krijgt de een de sokken van de ander. En vice versa. Gevolg: niemand blij. Vrouwlief klaagt er het meest over. ‘Als je maar niet denkt dat ik pimpelpaarse sokken ga kopen om jou te helpen die sokken uit elkaar te houden’, voegde ze me daarom op een kwade dag toe. Zo’n vrouw heb ik ja.

Maar deze vrouw is gelijk aan de zoon uit de wat onbekendere gelijkenis van de twee zonen. De een zei ja maar deed nee, de ander zei nee maar deed ja.

Want wie schetste onlangs mijn verbazing toen ik de sokkenwas weer eens ging analyseren, detecteren en determineren? Purperpol (what's in a name?) had hele erge opvallende sokken gekocht. Met een kleur waarbij Varkentje van Winnie de Pooh nog bleek ziet. Ik heb er maar even een foto van gemaakt zodat u ook gelooft wat ik allemaal beweer.

Nu weet ik precies welke sokken voor mijn vrouw zijn. De vrouw die zoveel van mij houdt.

 Sock it to me one more time, baby!






zondag 21 maart 2010

Schriftgeleerd













Vroom als we zijn zaten we vanmorgen weer met onze snufferd in de kerk. Dominee preekte over Jezus, die in de woonplaats waar hij opgroeide de synagoge bezocht en daar uit de Schrift las en ook nog wel meer sprak. Het lezen uit de Schrift ging nog goed, maar wat hij daarna zei viel bepaald in slechte aarde bij zijn oude buurtjes. Maar dit terzijde.

Ergens halverwege de preek ging het over de betekenis van het woord Christus. Dat bleek eigenlijk zo ongeveer hetzelfde te zijn als Gezalfde. Jezus was (is!) dus de Gezalfde des Heren, al was hij tijdens zijn leven nooit gezalfd. Zei dominee. Maar onze Luuk wist wel beter.

Wel, zei hij zachtjes naast me.

Ik boog me naar hem toe.

Wat zei je?

Wel, herhaalde hij weer.

Wanneer dan? vroeg ik.

Nou, eh… toen met die vrouw die hem met dat dure spul overgoot, antwoordde mijn eigen jonge Schriftgeleerde wijselijk.

Maar dat was niet over zijn hoofd, probeerde ik de eer van onze predikant nog te redden.

Wat maakt dat nou uit? verbeterde Luuk me terecht.

Mm, dacht ik. Hij heeft een punt. Alsof wat (zondige) vrouwen doen niet zou tellen. Dat dachten die Schriftgeleerden en andere notabelen toen juist ook. En dat was hartstikke fout, dat ze dat dachten. Zou er na 2000 jaar dan zo weinig veranderd zijn?

zaterdag 20 maart 2010

Ik ben een man













Nee, wat ik gisteren schreef is natuurlijk niet waar. Ik ben echt geen vrouw. Ik ben een hele erge man. Of nee, ik ben heel erg een man, bedoel ik. En soms ook gewoon wel heel erg, ja.

Hoe ik zo zeker weet dat ik toch een man ben? Omdat ik bij ieder pijntje piep. Typisch mannelijk lees ik op al die getrouwdevrouwenblogs – dus zal het wel waar zijn.

 
Met mijn zere pols gaat het trouwens, au, al weer ietsje beter. Ietsjes maar hoor. Ik ben mans genoeg om mijn eigen pijn niet te bagatelliseren. Op dat punt hou ik graag stevig de vinger aan de pols. Au.

vrijdag 19 maart 2010

Ik ben een vrouw















BEKIJK EERST DIT FILMPJE VAN JEROEN VAN MERWIJK.
(Tenzij u het al kent natuurlijk, ik sla mijn lezers hoog aan...)

 



Omdat ik als huisman, mantelzorger, jan hen en geboren watje natuurlijk ook veel vrouwelijke hormonen bezit, herkende ik me wel een beetje in Van Merwijks bekentenis. Maar ik moest wel even een eigen variant maken, zodat de oplettende lezertjes precies weten waar de schoen (met naaldhak) wringt…


Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw.
Ik ben een man van 0 punt 0.
Ik ben de vleesgeworden vrouw.
Ik ben de hele dag met van die vrouwendingetjes in touw.
Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw.

Ik lees de blogberichtjes van mijn vrouw.
Ik lees ook vaak de hele waslijst van alle vrouwenblogberichtjes van mijn vrouw.
Ik drink mijn thee als het even kan heel lauw.
Ik hijs geen bier, ik rook geen zware shag.
Ik ben een uitgesproken zoetekauw.
Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw.

Ik kan koken. Ik doe boodschappen. Ik kook en was en droog.
Ik doe nog net geen waterproof mascara op mijn oog.
Ik hou niet van brallen en drink geen zware drank.
Ik kan uren liggen lezen in een biebboek op de bank.
Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw.

Ik kan dagdromen, heb fantasietjes en ik navelstaar.
Ik heb geen verstand van auto's, ik vind actiefilms raar.
Ik stof en boen en strijk, en doe dat plichtsgetrouw.
Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw.

En zo eens per half jaar dan zit mijn vrouw-zijn mij tot hier.
Dan zou ik een hufter willen zijn en zuipen als een tempelier.
Ruige liedjes willen zingen met een stem als schuurpapier.
Aan elke vingerkoot van elke hand een negerin of vier.
Wezenloos de beest uithangen als een stamboekstier.

Maar ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw in het kwadraat:
Ik ben het summum van een vrouw.
Ik vind voetballen niks aan en Rambo vind ik flauw.
Ik kan mezelf soms net zo horen praten als een vrouw:
“Doe een das om lieverd, want anders vat je straks nog kou.”
Ik ben vrouwer dan de aller vrouwste,
Vrouwer dan de aller,
Vrouwer dan de aller vrouwste vrouw.

♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥ ♥


Overigens is het met het ruige liedjes zingen met een stem van schuurpapier inmiddels redelijk gelukt. De rest van dat detonerende couplet valt waarschijnlijk ruimschoots onder het hoofdstuk ‘wishful thinking’…

 
Wat de volgende vraag in mij naar boven brengt: zou Sigmund Freud ook een vrouw zijn geweest?

woensdag 17 maart 2010

Het verschuldigde bedrag












Vanwege de rottige ziekte SLE van mijn geliefde Purperpol krijgen wij vanaf 2008 elk jaar binnen de kortste keren de rekening van het verplichte eigen risico van de zorgverzekering. En dat is gelijk de volle mep dus, want er wordt wat afgeslikt hier. Tien pillen per dag, voor minder wil die vervloekte ziekte zich niet gedeisd houden. Bij die pillen zitten hele dure. Voordat de eerste maand van het nieuwe jaar goed en wel is afgelopen, zitten we daarom al boven het maximum van de 165 euro. Wat u zegt: even slikken ja.
In een kostenoverzicht dat per post tot ons kwam, werd overduidelijk verklaard, uitgelegd en opgesomd waarom wat wanneer hoeveel moet kosten. Overduidelijk dus. Vooral één zinnetje midden in een verklarende tekst liet mijn wenkbrauwen rijzen. Deze zin:

Het verschuldigde bedrag is het bedrag dat wij van u tegoed hebben.

Leest u deze zin nog eens. En leg mij dan eens uit waarom die zin daar staat. Nee, dat dacht ik al dat u dat niet kan. Die zin slaat namelijk helemaal nergens op. Die zin is er een van het kaliber:

Dit huis wordt bewoond door de ingezetenen.

Deze door mij persoonlijk gebakken taart is vervaardigd door ondergetekende.

Het vloeibare water voelde vochtig, ja zelfs nat aan.

Toen wij van Rotterdam vertrokken, vertrokken wij van Rotterdam.

 Baarlijke nonsens dus, waarvan een enkele keer een aardig liedje valt te maken, daar niet van.

Overigens doet me dit alles weer denken aan een van de geweldige citaten uit de door mij zeer geliefde verhalen van Olivier B. Bommel, waarin de hoofdpersoon in het woonvertrek van zijn eigen Bommelstein tegen een gast zegt: ‘Ziet u die eeuwenoude schouw? Die heb ik zelf zo laten metselen!’

Meesterlijke opmerking...

dinsdag 16 maart 2010

Au! Au! Au!

Was ik tijdens het, au, schrijven van mijn blog van gisteren nog in jubelstemming, nu is die, au, omgeslagen in een wat realistischere. Het geval, au, wil namelijk dat elk beetje beweging die ik met mijn linker, au, pols maak, me pijn doet.
 
Wie kan zich voorstellen dat je een half uur nadat het door jou zo hevig verwenste gips eraf is gegaan al weer kunt terugverlangen naar datzelfde gips? Dat veilige gips, dat beschermende gips. Dat gips waarin ik geen pijn had en niet al te voorzichtig hoefde te doen. Zodoende voel ik me nu een beetje als een door de woestijn trekkende jood die mismoedig terugverlangt naar het veilige Egypte. Laat die vleespotten maar zitten. Weten wat je hebt, daar gaat het om. Vrijheid is leuk, maar zo’n woestijn is maar eng, want je weet maar nooit nietwaar? Zo wordt de vastigheid van het gipsharnas nog bijna verkozen boven de onzekere vrijheid die je tegemoet gaat en waarbij je maar moet afwachten of het allemaal ooit nog een keer pijnloos zal worden, au, en helemaal zal genezen. En wie denkt dat ik kleinzerig ben, kan ik verzekeren dat dit geheel bezijden de waarheid is. Ik ben niet kleinzerig, ik ben ontzettend kleinzerig. Met de nadruk op ontzettend, ja. Maar ik kan er wel aardige stukjes over schrijven, dus dient het toch nog een hoger doel. Hoop ik dan maar.

Voorlopig rest mij niets anders dan verder te gaan met mijn gedraai en geknijp. Al kneep ik hem eigenlijk al voordat het gips eraf ging...


maandag 15 maart 2010

Yes! Yes! Yes!

Vanmorgen in het ziekenhuis geweest om mijn ingegipste linkerpols te laten bevrijden van het beknellende gips van de afgelopen 38 dagen. En wat dacht je wat?

HET IS GENEZEN !!!

De arts zag geen breuk meer in pols noch handwortelbeentje. Tjonge wat ben ik blij. Dankbaar en blij zelfs, ik lijk Gert & Hermien wel in één persoon. Maar het kan me niets schelen. Ik dank mijn hemelse Heelmeester op mijn (spreekwoordelijke) blote knieën.
De arts, die fijne vent, zei nog wel dat ik moet gaan revalideren en liet aan mijzelf de keuze of ik dat met hulp van een fysiotherapeut wilde doen of niet. ‘Je doet dan thuis in wezen niets anders dan wat je bij de therapeut doet’, vertrouwde hij ons toe (want Purperpol was natuurlijk mee om mijn weke handje vast te houden). Dapper als ik ben (uche) koos ik natuurlijk voor de zelfstandige optie. De zorgpremies zijn al hoog genoeg, stelde ik autonoom vast. Ja, als ik maar gezond word verklaard dan komen de babbels weer snel terug.

Overigens moet ik er nog wel rekening mee houden dat het nog een maand of drie kan duren voordat alles zich weer in het oude heeft gevoegd, waarschuwde de orthodontist / orthopedagoog / orthopedist / orthodontist * (doorstrepen wat niet wordt verlangd). Ja, er zijn wat ortho’s in Nederland.

En hoorde ik deze goede man nu ook nog zeggen dat voldoende rust afgewisseld met de zinnen verzettende uitstapjes gecombineerd met een dieet van chocolade, koek en gebak en het drinken van een glas zeer goede wijn of ander gedestilleerd de genezing zeker zal doen versnellen? Of is de wens niet alleen de moeder van de gedachte, maar inmiddels ook van mijn gehoor?

Wat hij in ieder geval wel zei, was dat ik goed moet oefenen met knijpen en draaien. Kijk, dat treft, want daar ben ik toevallig een meester in. Mijn vrouw zal om die reden de komende tijd weliswaar met een boog om mij heen lopen, maar misschien helpt een balletje dan ook?

zaterdag 13 maart 2010

38 dagen tijd

Uit puur zelfmedelijden berekende ik gisteren even snel hoeveel dagen ik totaal gips om mijn gebroken pols moet hebben gehad. De verlossing van dat gips is inmiddels nakende want aanstaande maandag word ik weer verwacht op de gipskamer. Dan zal mijn linkerpols - middels een cirkelzaag - worden ontbloot en opnieuw door Dr. Röntgen in zijn duistere fotokamer worden bestraald. Ik hoop en bid dat het dan allemaal weer zo’n beetje aan elkaar is gegroeid.
Maar niets is zeker in dit ondermaanse en al helemaal niet bij mij, omdat ik aanvankelijk kreeg te horen dat er een handwortelbeentje was gebroken (hersteltijd: 6-12 weken gips en/of operatie) maar tien dagen later na verdere röntgenfotografie opeens weer mocht vernemen van de dienstdoende arts dat hij niets anders zag dan een gebroken pols. Ik wens vurig dat de laatste de waarheid aan zijn zijde heeft. Maar opnieuw: niets is zeker.

Maar ik dwaal weer af, ik lijk wel een schaap.

Ik telde wel 38 gipsdagen en dat liet ik niet onvermeld aan mijn liefhebbende huisgenoten. Ze waren er weinig van ondersteboven. Liefde moet groeien. Maar mijn oudste zoon van vijftien kon nog wel een link leggen met de actualiteit. “Bijna veertig dagen, pap”, constateerde hij immer vroom als hij is. Ik vond het bijna een troost. Het had wel iets: Mijn eigen veertigdagentijd. Maar dan min twee. Ik moest onmiddellijk denken aan Paulus. Mijn oudste heeft het niet van een vreemde. Dat ik aan de beroemdste apostel werd herinnerd, komt vanwege de veertig min twee zweepslagen die hij moest verduren. Mijn zweepslagen kwamen weliswaar in de vorm van gipsdagen, maar toch - het rijmt wel.

Ik geef toe dat ik nog niet aan de veertig dagen kom, maar het is natuurlijk wel zo dat het vastende deel van de kerk wel mooi alle zondagen vrijaf heeft van haar vasten, terwijl ik dan gewoon door lijd. Zielig, hè?

Ach, wat kan een volwassen mens soms nog steeds een zelfmedelijden opbrengen. In plaats van ontlediging, zuivering en reiniging slaan mijn egocentrisme en zelfbeklag keihard toe. En dat nog wel in de echte veertigdagentijd. Maar daar staat Paulus opnieuw klaar om mij uit de brand te helpen. Want wat zei hij op zulke momenten? “Ik ellendig mens!” Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden…

donderdag 11 maart 2010

COLUMN ZES: GELUKSZOEKER

Onze zoons hebben altijd nogal wat moeite gehad met het bezoeken van een kindernevendienst in een ‘vreemde’ kerk. Vooral Elias kregen wij met geen stok naar zoiets toe. Hij keek wel uit. Luuk ging nog meestal wel mee ‘naar achteren’ onder het motto: alles beter dan een lange preek, maar het ‘naar voren’ gaan voor het gesprekje met de kinderen sloeg hij net zo graag over.

Zo ook toen we te gast waren in een Arnhemse kerkgemeente waar het thema die zondagochtend ‘gelukszoekers’ was. Nadat alle kinderen, behalve die van ons, naar voren waren gekomen vroeg de plaatselijke predikant hen of ze gelukkig waren. Natuurlijk zeiden alle kinderen daar ja op. Kinderen zijn altijd gelukkig. (Behalve als het niet zo is, maar dan zijn de rapen gaar.) Vervolgens vroeg hij ze waar ze gelukkig van werden. Het eerste kind antwoordde obligaat: “Door in God te geloven.” “Ja,” zei de voorganger, “dat is helemaal waar. Maar wat nog meer?” Een tweede koter meldde: “Als je jarig bent.”

Na meer van dergelijke antwoorden toverde de dominee vervolgens een aantal geluksbriefjes uit zijn toga tevoorschijn en vertelde de kinderen dat hij deze ging uitdelen. Als er op zo’n briefje een kruisje stond dan had je geluk en kreeg je in de kindernevendienst een snoepje, hoorden wij hem zeggen.

Op dat moment veerde onze Luuk overeind op zijn stoel en begon heel aandachtig te luisteren. “Maar als er geen kruisje op je briefje staat dan krijg je niks,” vervolgde de dominee. Natuurlijk bleek op elk briefje een kruisje te staan, want onze lieve Heer kent gelukkig geen lieverdjes. Op dat moment sloop onze benjamin al naar voren en sloot zich, al likkebaardend, bij de kinderschaar aan. Voor het kale evangelie krijg je Luuk al niet meer uit z’n stoel. Maar als er snoepjes worden uitgedeeld in de kerk is ie van de partij. Dat geef ik je op een geluksbriefje.



Deze column is eerder gepubliceerd in Aan de Hand, christelijk opvoedmagazine.  www.aandehand.nl 

woensdag 10 maart 2010

BOEKENTIP 3: TWEE SMULBOEKJES

Op het gevaar af dat dit blog een archief wordt van Aan de Hand geef ik de lezer (én lezertjes) twee rake tips voor twee heerlijke kinderboeken voor de leeftijd tussen 8 en 10 jaar. Ik kan het niet laten. Ze zijn zo mooi en grappig!

Ik heb deze twee smulboekjes eerder gerecenseerd in het eerste nummer van Aan de Hand van 2008. En ik sta er nog steeds helemaal achter. Of je ze leent of koopt, het maakt me niet uit, maar als je kinderen hebt in die leeftijd: lezen die hap! Voorlezen mag ook, of is misschien nog beter, want dan heb je plezier voor twee!!




Jani Kekke en de blauwe dagdromer

Lisa Boersen

Uitgeverij Nieuw Amsterdam

Prijs: € 11,50 – 104 pagina’s

Leeftijd: 8+ jaar







Debutante Lisa Boersen heeft een aanstekelijk verhaal geschreven dat leunt op Wiplala van Annie M.G. Schmidt, Doornroosje en Klaas Vaak. Het boek is echter buitengewoon grappig en goed geschreven en handelt over het piepkleine mannetje Jani Kekke dat alleen zichtbaar is voor dagdromers zoals hoofdpersoon Tim, die dan ook erg ‘blauw’ is van kleur. Dat komt goed uit want het niet eenvoudige werk van een kekke is zand in de ogen van mensen strooien zodat ze precies de goede slaaptijd krijgen. Omdat Tims hard werkende en daarom immer afwezige ouders het niet kunnen uitstaan dat uitgerekend hun zoon een sulletje is krijgt hij bijles van een particulier. Ondertussen moet Tim Jani Kekke helpen om de koningin te kussen die anders honderd jaar zal blijven doorslapen door een noodlottige blunder van de kleine zandstrooier. De eerste (pracht)zin van het boek zet meteen de toon: “Tim hoefde niet zo scherp te zien, want het meeste kon hij wel bedenken.” Komisch en filmisch verhaal voor innemende dagdromertjes.



Watson

Martha Heesen

Uitgeverij Querido

Prijs: € 12,95 – 86 pagina’s

Leeftijd: 8+ jaar








Veerke is boos. Op wie? Op Carl natuurlijk. Want die wil Veerke’s opa helpen om de muizen uit zijn huis te jagen. Maar nu heeft Veerke juist zo’n schattig muisje gevangen. Daar komt niemand aan. Maar Carl bestaat het om de muis kwijt te maken. Als de muis daardoor ook nog dood gaat is de boot helemaal aan. Veerke verklaart Carl als het ware ook dood. Ze kijkt hem wekenlang niet meer aan. Hoe moet Carl haar terugwinnen? Hij laat de ene na de andere fantastische uitvinding op haar los, maar dat helpt niks. Totdat Carl het begrijpt: Veerke wil weer een echte muis!

Auteur Martha Heesen kruipt met dit boek in de huid van een tienjarig, uiterst grappig en heerlijk zelfingenomen jongetje dat het liefst bezig is met het doen van allerlei uitvindingen. Voornamelijk op papier dan. Hij vindt meisjes soms zo stom. Maar toch wil hij zijn buurmeisje Veerke wel “heroveren” (dat woord heeft hij van papa), al was het alleen maar om ‘van het gezeur af te zijn’. Het lukt, Veerke krijgt een nieuwe muis waar ze gelijk weer helemaal weg van is en Carl mag weer mee naar haar opa. De subtitel van dit heerlijke boekje luidt: Hoe je een meisje verovert met 23 uitvindingen en 1 muis. De vele tekeningen zijn van de hand van Wim Hofman. Prima geschikt voor jonge veroveraars zonder spierballen.

dinsdag 9 maart 2010

COLUMN VIJF: DE ZOON VAN

Ik heb aan de redactie van het christelijk opvoedmagazine AAN DE HAND toestemming gevraagd en gekregen om eerder in AAN DE HAND geplaatste columns op dit blog te zetten. U begrijpt: met deze toestemming verwacht zij daarmee dat elke lezer van dit blog subiet een proefabonnement aanvraagt, of erger. Ik bid u: stel hen niet teleur want er is al genoeg leed in de wereld.

De eerste column schreef ik al veel eerder dan in het jaar dat ie uiteindelijk in AAN DE HAND geplaatst werd. Onze Parapol, waar de column min of meer over gaat, was toen al weer ruim tien jaar. Terug in de tijd dus met deze column uit 2005.











DE ZOON VAN

Je zult maar een column gaan schrijven voor een leuk tijdschrift. Zo'n beetje alles wat je als vader meemaakt kun je met de meelevende en begrijpende lezer (ja, u!) delen. Verwachtingen, prettigheden, frustraties, voorvalletjes, teleurstellingen en andere pijntjes, al die zaken kunnen, desnoods met een geestelijk laagje vernis, doorgegeven worden aan een breed publiek.
Dat was vroeger wel anders. Toen ik nog een twintiger en single was, had ik een vreselijke hekel aan jonge ouders die, voor mijn idee, enorm met hun kind liepen te leuren. Iedereen moest maar weten, zien, horen en - het ergste van alles - voelen hoe lief, leuk en aardig hun kindje wel niet was. Een vast onderdeel vormden de bergen, veelal afschuwelijk slecht genomen, babyfoto's die je dan door moest worstelen tijdens het verplichte kraambezoek. En waar je ook over begon, het gesprek wendde zich altijd naar slechts het ene, grote hoofdthema: Dé Baby! Om gek van te worden.
Maar, tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik geen haar beter ben dan al mijn voorgangers. Ook ik voel me apetrots als Parapol getoond wordt aan de gelukkige stervelingen die hem ‘mogen’ zien. Ook ik heb in de eerste drie maanden al vier fotorolletjes op hem leeggeschoten. Ook ik zie het eerder als een genadevolle gunst dan als een obligate verplichting als iemand hem Even Vast Mag Houden. Kortom: ik ken mijzelf niet meer.
Ik brabbel basale babywoordjes, knuffel hem teder als een teddybeer en hoor mijzelf als hij huilt van verdriet zeggen: 'Pappa is toch bij je?'

En terwijl ik dat zeg, hoor ik datzelfde ook door de Vader in de hemel tegen mij zeggen. En op dat moment begrijp ik waarom ik vader ben geworden. En waarom wij allen vaders of moeders zijn, of worden, of zouden moeten zijn. Of zo.

maandag 8 maart 2010

Weg van de kinderen

“En neem dit aan van een ouder en wijzer iemand, jonge vriend.”


Dit pleegde Olivier B. Bommel, in wiens schoenen ik om diverse redenen niet kan staan, vaak te zeggen tegen Tom Poes, zijn secondant en jonge vriend voor het leven.

Zo voel het ongeveer bij wat ik nu te berde wil brengen en vanuit mijn rijke gevoelsleven (ook al zo’n Bommeliaanse uitdrukking) met u wil delen.

Ik lees het boek ‘Ik ook van jou’ van Nicky en Sila Lee en een van de goede dingen die erin staan - en dat zijn er veel - is: een weekendje weg zonder kinderen. En dat is een enorme aanrader voor alle (jonge) ouders.

De eerste keer dat Purperpol en ik dat voor het eerst deden ligt al weer zo’n tien jaar achter ons, maar ik weet nog hoe ik het vond: in één woord fantastisch. Dat heeft niets te maken met een eventuele hekel aan onze kinderen en ook niet over hun onhandelbaarheid en dergelijke, maar vooral aan de heerlijke rust die je opeens weer ervaart als er twee luidkeelse mondjes opeens zijn weggevallen. Het was zelfs even wennen voor ons al die rust en stilte. We kwamen prompt weer even aan onszelf en elkaar toe. Geen gedoe met eten, geen herrie aan ons hoofd, geen kinderen kortom met wie je de hele dag rekening moest houden. Heerlijk. We fietsten wat, wandelden wat, winkelden wat, kletsten wat, gingen wat uit eten en vult u maar verder in.

Stiekem waren we natuurlijk ook wel heel nieuwsgierig hoe mijn schoonouders het er gedurende het hele weekend met de jochies vanaf brachten, maar we hadden een A4-tje (of eigenlijk drie) gemaakt die toen ik die laatst weer vond op de computer toch wel erg veel weg vond hebben van een geprogrammeerde instructie. Een citaat uit dit epistel daterend uit eind november 2002:

De kinderen mogen vanavond hun schoen zetten, en wat mooie Sintliedjes zingen (eventueel winterwortel erbij, water ook, allemaal voor het paard!)
Als ze op bed liggen: op de kruidenierskast op de witte schaal ligt een Hema-zak met lekkers. Eén muis per kind, 2 dobbelstenen en flink wat pepernoten en suikersnoep. Dat mogen ze dan na kerktijd ‘bij de koffie’ opeten.


Ik hield in die tijd niet alleen onze kinderen maar blijkbaar ook mijn schoonouders nogal strak…

Tja, wat zal ik daar van zeggen. Dit dan maar:


zondag 7 maart 2010

Tiengemeten


In het voortreffelijke tv-programma Holland.doc ging het afgelopen week over het eiland Tiengemeten. Een eiland van 1000 hectare in het Haringvliet dat waarschijnlijk als zandbank ergens in de 17de eeuw is ontstaan.

Omdat Tiengemeten vlakbij de Hoekse Waard ligt wilde ik het programma zien. Dat moet ik uitleggen. De Hoekse Waard is de landstreek die nu letterlijk onder de rook van Rotterdam ligt en waar mijn vader en moeder zo’n kleine honderd jaar geleden zijn geboren (in Numansdorp en Klaaswaal). Omdat ik in mijn jonge jeugd vaak in de Hoekse Waard op familiebezoekjes mee moest en ik een enorme nostalg ben (of nee, laat ik maar beweren dat ik mijn vader en mijn moeder nog altijd eer, dat klinkt beter), leek het me wel de moeite waard. Tiengemeten heeft hetzelfde landschap als de Hoekse Waard en dat landschap is altijd mooi om te zien. Toch viel het programma me tegen. Het ging namelijk vooral over het jarenlang lopende project om het eiland te ontdoen van haar boerenbevolking om het vervolgens terug te geven aan de natuur. Dat is inmiddels gelukt.

[Overigens vind ik ‘teruggeven aan de natuur’ altijd een beetje rare uitdrukking. Alsof de natuur een persoon is aan wie iets valt te ontnemen of terug te geven. Onzin natuurlijk. Het is een romantisch beeld dat voortkomt uit de Verlichting. De natuur als hoogste waarde nadat God dood was verklaard en daarmee de (zogenaamd natuurlijke en van nature goede) mens in het middelpunt werd gesteld.]

Wat ik wel erg mooi vond aan het programma waren de laatste minuutjes. Daarin zag je een eenvoudige doorkijk van een fraai akkerlandschap met een boom en een houten hekwerk. Vervolgens werd dat beeld bevroren en achtereenvolgens vertoond in alle jaargetijden die er zijn. Telkens zagen we dezelfde foto in een ander seizoen. Het was in al zijn eenvoud prachtig. Zo prachtig, dat ik de Schepper van dit moois even in stilte bedankte en groot maakte. Want dit was zijn project.








zaterdag 6 maart 2010

Over gips, ADL en Wibrabroeken













Enkele weken geleden brak ik mijn pols. Of was het nu toch ook een van mijn handwortelbeentjes? De heren medici waren het niet geheel eens met elkaar, en daar ben ik nu mooi klaar mee. Of juist niet dus. Maar we zullen het merken als het gips eraf mag over nu precies negen dagen. Het aftellen is inmiddels wel begonnen want ik ben het sinds een paar dagen helemaal zat. Niet alleen kan ik een aantal Algemene Dagelijkse Handelingen (een begrip in de zorgsector) niet meer (alleen) maar ook begint er iets te kriebelen onder het gips.

Maar eerst over die ADL. Waaraan moeten de oplettende lezertjes (m/v) hierbij denken? Aan zaken als veters strikken, jas dichtritsen en brood snijden. Dat laatste is hier te huize vrij noodzakelijk omdat we ons eigen brood bakken. Daar ga ik ook nog eens een blogje over schrijven. Een blogje met een luchtje.

Wat ik ook niet meer kan, is mijn eigen broek ophouden. Figuurlijk lukte dat de laatste tijd ook al niet zo bijster, maar dit gezegde is nu ook heel letterlijk op mij van toepassing geworden. De rits ben ik weliswaar nog net de baas, maar de knoop is het mij. Als ik mijn broek vast wil maken, moet ik eerst languit gestrekt op bed of bank gaan liggen en dan lukt het nog niet, of amper al naar gelang welke broek ik (bijna) aan de kont heb hangen. En ik heb niet eens een bierbuik! Daarom heb ik maar een paar voetbalbroeken laten aanschaffen door mijn wederhelft. U weet wel: van die goedkope kunststofdingen van de Zeeman of Wibra. Daar zitten knopen noch ritsen aan, in of op. Echt heel vreselijk mooi zijn ze ook niet, maar daarom staan ze me prima. Geen vlag op deze modderschuit, nee. Dit indachtig het spreekwoord: al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding. Of moet ik nu juist melden dat kleren de man maken? In beide gevallen ben ik bepaald niet het haantje. Eerder het haasje.

En over dat kriebelende gips? Nou, dat valt qua jeuk wel mee, maar niet qua strakheid. Vooral bij mijn handpalm zit het na zo’n week of twee en een half toch wel wat strak. Ik heb zo’n zin om mijn hand even te laten wapperen… iets waar ik anders nooit last van heb. Nog negen lange dagen. Zucht.

woensdag 3 maart 2010

COLUMN VIER: KNOCKIN' ON HEAVEN’S DOOR

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

KNOCKIN' ON HEAVEN’S DOOR
(of: hoe kom ik (niet) in de hemel)

 
Uiteindelijk was dan het uur gekomen waarop broeder Vroomsma kwam te overlijden en bij de hemelpoort aankwam. Zoals gebruikelijk werd hij ontvangen door Sint Petrus die hem in de wachtkamer liet plaatsnemen en hem vertelde dat hij, voordat hij de hemel daadwerkelijk binnenmocht, driehonderd punten moest verzamelen door goede daden te noemen uit zijn voorbije leven. Hij zou er precies tien minuten de tijd voor krijgen. Als rechtgeaarde protestant stond Vroomsma wel een beetje te kijken dat hij door Petrus werd verwelkomd met daarbij een vereiste opgaaf van goede daden. Dat was bij zijn leven altijd een nogal roomse gedachte geweest die hij, om die reden, ook verre van zich had gehouden. Maar vooruit, met zijn staat van dienst zou hij om den drommel toch weinig te vrezen hebben.
'Om te beginnen ben ik alles bij elkaar wel vijftien jaar lang ouderling geweest', sprak Vroomsma daarom nog redelijk zelfvoldaan.

Petrus keek hem vriendelijk aan en zei: 'Mooi, dat is dan één punt.'

Dat had broeder Vroomsma niet verwacht. Integendeel: hij had gedacht dat dit langdurige en intensieve kerkenwerk hem in één klap de benodigde driehonderd punten zouden hebben doen bemachtigen. Maar blijkbaar was in de hemel mogen komen toch veel moeilijker dan hij ooit had geloofd of verwacht. Zijn aanvankelijke zelfverzekerdheid was plotseling verdwenen.

Zenuwachtig vervolgde hij zijn opsomming.
'Verder ben ik altijd netjes getrouwd geweest en heb ik mijn vier kinderen een goede christelijke opvoeding gegeven.'

'Da's ook mooi', sprak Petrus weer: 'daar geef ik twee punten voor.'

Vroomsma begon zich nu uiterst ongemakkelijk te voelen. Hij had zojuist de twee belangrijkste wapenfeiten uit zijn rechtschapen leven genoemd en had verwacht daarmee inmiddels op hemelse rozen te gaan kunnen zitten.

'Eh, ik heb op een charismatische bijeenkomst ook wel eens in tongen gesproken', ging hij onzeker verder.

Petrus bleef vriendelijk kijken maar trok één wenkbrauw omhoog en zei op licht vermanende toon: 'Dat telt natuurlijk niet broeder, want tongentaal is van de Heilige Geest en niet van uzelf.'

Het bleef een tijdje akelig stil in de wachtkamer.

Een aantal minuten verstreken zonder dat Vroomsma ook maar iets kon bedenken wat hem een flinke bonus zou geven. Het angstzweet brak hem uit en gutste inmiddels tappelings omlaag langs zijn rug toen hij na ruim acht minuten niet meer dan zes punten bleek te hebben verzameld. Zijn enthousiaste inzet voor de jeugd in de kerk en zijn vrijwilligerswerk onder vluchtelingen hadden zijn score nog iets opgekrikt. Maar verder?

Koortsachtig dacht broeder Vroomsma terug over zijn leven. Wat kon hij nog meer bedenken? Was het dan zó moeilijk om in de hemel te komen? Dat had hij als degelijk christenmens nooit gedacht. Blijkbaar had hij er toch niet hard genoeg aan getrokken. Maar hij had zich altijd voorgehouden dat hij nog lang niet de slechtste was, en dat er altijd legio mensen in zijn omgeving waren die op geen stukken na zoveel goeds deden voor de kerk als hij. Maar wat kocht hij daar nu voor? Zijn hart kromp ineen van de spijt over de schrale opbrengst van zijn leven. Hij kon de blik van die akelig rustige en vriendelijke Petrus niet meer verdragen. Het kon de apostel blijkbaar niets schelen wat er met hem gebeurde.

Halverwege de negende minuut zag hij alle hoop vervlogen en viel broeder Vroomsma in een laatste wanhoopspoging op zijn knieën neer en schreeuwde:

'O God, help mij toch en wees mij genadig!!!!!'

Precies drie seconden lang bleef het stil, alsof het was om het gewicht van zijn hartenkreet te laten wegen.
Toen sprak Petrus vrolijk:

'Da's heel goed: precies driehonderd punten!'

dinsdag 2 maart 2010

Ik heb een moeilijk.


Wij maken stuifmeel als honderden miljoenen computer eigenaren gebruik van Word. Een van de capaciteit van dat programma schrijven is een automatische vertaling. Hebt u al geprobeerd die? Ja. Ik ben een breuk in een belachelijk gemaakt. Hoewel de fractie die ik nu hebben, komt niet van de lach omdat die mij, na mijn fatale vallen van vorige maand was, nu verloren. De vertaalde door een computer vertaling van de hand boeken in Japan, Korea, of enige andere verre East land vervaardigd luxe goederen reeds heeft een elektronische bron van entertainment, dit in het niet in vergelijking met de behandeling van de door het Engels vertaald Word vertaalmachine pales. Om u enig idee van hoeveel dit allemaal is moet ik dit gedeelte van de tekst van de Nederlanders in het Engels vertalen. Ik zal verbazen dat als u beschikt over een hout kan begrijpen. Dit is iets: ik heb begrepen dat er geen hout uit.

Maar zoals we zien kunnen dat wij niet buiten zijn menselijke vertalers kunnen en moeten nog een enorme inspanning. Bij afbreken door in de computer wereld? Ik heb een moeilijk.


En dan nu het origineel….


Wij Pollen maken net als honderden miljoenen andere computerbezitters gebruik van Word. Eén van de mogelijkheden van dat schrijfprogramma is een vertaalfunctie. Heeft u die al wel eens geprobeerd? Ik wel. Ik heb me een breuk gelachen. Alhoewel, de breuk die ik nu heb komt niet van het lachen want dat was me, na mijn fatale val van vorige maand, nu juist vergaan.
Zijn de door een vertaalcomputer vertaalde handleidingen van de in Japan, Korea of enig ander Verre Oosten land gefabriceerde elektronische luxe goederen al een bron van vermaak, dit verbleekt bij het lezen van het door de Word vertaalmachine vertaalde Engels. Om u enig idee te geven van hoe erg dit allemaal is, heb ik dit stukje tekst laten vertalen van het Nederlands in het Engels en weer terug. Ik zal verbaasd zijn als u er een hout van begrijpt. Dat zal dan zoiets worden als: I understand there no wood from.

Zo zien we maar dat we niet buiten menselijke vertalers kunnen en die nog keihard nodig hebben. Maar of dat ook doordringt in de computerwereld? Ik heb er een hard hoofd in.






maandag 1 maart 2010

Voedsel en deksel en ...










We schrijven vrijdag 26 februari 2010.
Het zesuur journaal staat aan en de stem van de nieuwslezer schalt door de kamer. Het gaat over de nasleep van de aardbeving in Haïti.

“Dagelijks ontvangen 1,2 miljoen Haïtianen een sms waarin staat waar voedsel wordt uitgedeeld, waar schoon drinkwater te verkrijgen is en waar artsen medicijnen uitdelen. Ook ontvangen ze tips over het voorkomen van ziektes.”

Het nieuws dendert door, maar ondertussen flitst er een gedachte door me heen. Diezelfde gedachte heeft ook postgevat bij mijn oudste zoon die natuurlijk niet voor niets al 15 jaar lang geïndoctrineerd wordt met mijn fantastische en iets minder fantastische ideeën en denkbeelden. Hij is zodoende als het ware vaak mijn spreekbuis geworden in bepaalde zaken. Ik denk het alleen nog maar, en daar zegt hij het al. Ach. Soms moet je de gang van de natuur gewoon haar loop laten nemen. Al zeg ik het zelf. En dat doe ik, want u hoor ik het niet doen. U kijkt wel uit.

Maar laat ik niet afdwalen.

Vanuit de keuken klinkt zijn jeugdig stemgeluid vol oprechte verbazing:

“ Mobieltjes? Ik dacht dat ze zo arm waren daar.”

Eh, tja. Inderdaad. Ik zou het zelf niet kernachtiger hebben kunnen verwoorden. Niet dat een mobieltje nu nog zo’n prijzig hebbedingetje is als tien jaar terug, maar toch. Je denkt bij eerste hulp bij ongelukken, wat heet: rampen, toch niet direct aan het uitdelen van mobieltjes, niet? Of ben ik nu erg ouderwets, bekrompen en bijziend? Het zal wel weer.

Maar zeg nu zelf: Al die miljoenen Haïtianen die alles zijn kwijtgeraakt: huizen, familieleden, geld, bezittingen, vrienden, noem maar op, hebben die in het uur der duisternis allemaal massaal vastgeklampt aan hun mobiele telefoons? Bij gebrek aan beter wellicht? Of hoe zit dat dan?


Op sommige vragen blijft het antwoord schuldig.