woensdag 27 januari 2010

LOL














Het gaat goed met de wereld.

Tenminste als ik alles moet geloven wat ik op internetfora zie staan. Vooral de reacties op allerlei blogs, filmpjes en wat niet al geven aan dat er hieraan voornamelijk veel pret wordt beleefd. En dan spreek ik nog van vóór de geboorte van mijn eigen blog, zwelgt mijn dikke ik. Maar die mag terzijde worden geschoven.
De meest gebruikte afkorting bij alle reacties wordt gevormd door drie hoofdletters: LOL. Toevalligerwijs in het Nederlands ook de aanduiding voor de nogal oppervlakkige gemoedstoestand die ook wel wordt aangeduid met pret, gein, leut, jolijt of gewoon maar weer eens in het Engels: fun.
Veelgebezigde woorden zijn dit, vooral prettig en geinig. Maar de vrij recent bedachte sms-afkorting LOL staat in het Engels allereerst voor Laughing Out Loud, wat zich nog het beste laat vertalen in: hardop lachen, of: dubbel liggen van het lachen, of wat ouderwetser: dijenkletsen.
Maar ik denk dat lang niet iedereen die ergens eventjes snel LOL achter typt voorover klapt van het schaterlachen, zich de dijen rood kletst en over het algemeen verder ook nog maar amper bij komt van het lachen en er zodoende dus bijna in blijft. LOL is verschrikkelijk snel gedevalueerd en betekent in feite niet veel meer dan: leuk hoor.

En zo zie je maar wat afkortingen teweegbrengen. Hoe meer afkortingen hoe minder (begrip van) communicatie. Zo hadden we in de jaren ’80 de BOMmoeders. Trouwens, zouden ze niet meer bestaan? Je hoort er nooit meer over, net zomin als van de echte Bom: de neutronenbom waar we met z’n allen tegen gingen demonstreren toen. Weet u nog wat een BOMmoeder was? Het was een Bewust Ongehuwde Moedermoeder. Ja, dat stond er dus. Nu weet ik van het bestaan van mensen die zich ‘een echt mensenmens’ noemen en daarbij zo kijken dat je d’r prompt niks meer van durft te zeggen, maar wat een moedermoeder is, dat weet zelfs Joost niet. Diezelfde Joost moet het antwoord ook schuldig blijven op de vraag wat een apk-keuring is of het hbo-onderwijs. Om nog maar te zwijgen van een ABS-systeem en een ISBN-nummer.

N.a.v. deze taalkronkels die ik d.m.v. mijn p.c. op internet heb gevonden, o.a. het e.e.a. op de website van Onze Taal (OT?) durf ik te stellen dat we geen cm vooruit komen als we een OD aan afko’s gaan hanteren. M.i. is het einde dan zoek. O.a. sms is hier debet aan, maar bijv. internet e.d. ook. A.d.h.v. diverse lijsten kan gelukkig nog worden achterhaald wat het e.e.a. betekent maar betr. div. andere woorden kan i.h.a. en m.a.w. worden gesteld dat bijz. afko’s als MER en LLL bijna niemand kent, uitz. daar gelaten. I.p.v. een halt te roepen tegen deze afkortingswoordenindigestie (AfKoWodi) rukken nwe. uitdrukkingen op die o.a. d.m.v. bijv. de jeugdcultuur e.d. en m.m.v. om niet te zeggen i.s.m. haar expo’s hun weg vinden worden binnenkort net zo gewoon als de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam. Ergo:

Het gaat slecht met de wereld.

m.v.g.

prof. dr. ing. S.J. v.d. Pol (b.d.)

dinsdag 26 januari 2010

Sek.s bij de buren













Toevallig rondstruinend op het weblog van de man waarvan ik onlangs nog het plaatje van de hangmat ripte, stuitte ik op zijn probleem met zijn bovenbuurman. Ik las het en herkende alles. Het probleem is te smeuïg om niet te delen met u, roddelzieke en sensatiebeluste Telegraaflezer! Ja, ik weet wel hoe ik dit slapende weblog aan de man moet brengen… Onze buurman, die overigens inmiddels sinds een half jaar is verhuisd om andere redenen dan de onderstaande, leefde langere tijd zonder vriendin. Dit veranderde nadat hij in contact kwam met een knappe jonge vrouw waarmee hij aanvankelijk een latrelatie onderhield. Een latrelatie is hetzelfde als een huwelijk, maar dan zonder huwelijksdag. Tafel en bed zijn daarbij minder gescheiden dan de wederzijdse bankrekeningen. Pas als die worden ingewisseld voor een gezamenlijke rekening is er pas sprake van bestendige liefde denk ik wel eens. Maar dit terzijde. Stel je voor dat ik een fundamentalistische en reactionaire visie op het huwelijk zou botvieren. Welnee. Ik ben zo modern als wat. Boterbriefjes mevrouw, wat stellen ze nog voor in deze wereld? Als je maar gelukkig bent, en alles… (ik heb Paulien Cornelisse’s boekje onlangs gelezen). Moet kunnen, dat is mijn devies. En: Ieder voor zich. Of was ik nu juist geheel anders? Mm, ik dwaal af.
Terug naar het schandaal, daar wacht u op.

Het gelukkige feit de buurman een nieuwe vlam op de kop had getikt zagen wij niet alleen als we bij tijd en wijle schielijk uit ons vensterraam spiedden (u ziet dit voor zich), maar konden we vooral ook horen in het nachtelijke uur. Zie ik daar al een oortje rood worden? Mooi.

Zo weinig als de buurman met ons zijn buren omging, zo veel liet hij en zijn nijvere bedgenote ons merken hoe fijn de nieuw gewonnen cohabitatie wel was. En hoe lang. Het was, zo te horen, in feite: hoe langer hoe fijner. Een goed verstaander heeft maar een halve zucht nodig, denk ik in dezen, dus hier hoef ik verder geen woorden aan vuil te maken, hè? Aanvankelijk zijn zulke geluiden ergens nog te eh… genieten, (‘gniffel, gniffel, moet je ze toch eens horen’) maar al gauw sloeg aan deze kant van de slaapkamermuur de verveling toe. Dit dus in flagrante tegenstelling tot gene zijde van diezelfde muur. Daar kwam het letterlijk en figuurlijk wekelijks meerdere (in ieder geval: meerder dan u denkt) keren tot een hoogtepunt dat, gezien de hoeveelheid voortgebrachte geluid bij ons overkwam als een oorgasme, (excusez le mot).

Lydia klaagde al dat ze er zelfs wakker van werd en dus werd het tijd voor eh… harde actie. Maar wat te doen? Gelukkig lezen wij, in tegenstelling tot u, niet De Telegraaf maar een keurige linksige krant van protestantse oorsprong. Daarin geeft een zekere Beatrijs Ritsema wekelijks wijze raad aan schier wanhopige vragenstellers. Ik schreef haar dus een brief en het antwoord sloot perfect aan met wat ik zelf ook al dacht dat wijsheid was. Beatrijs en ik vormden zo twee handen op één buik, maar hier moet u verder niets achter zoeken, gelet op het onderwerp van dit stukje.
Op een avond, nadat ik me er van had vergewist dat buurman een keer alleen thuis was, heb ik bij hem aangebeld en gevraagd of ik eventjes bij hem binnen mocht komen omdat ik iets wilde vertellen wat liever niet aan de deur aangehoord moest worden. En zo stond ik daar in de hal en vertelde hem van man tot man wat de klacht was. Netjes verpakt en met allereerst een felicitatie vanwege zijn nieuwe relatie en dat ik daar voor hem natuurlijk ook blij mee was. Maar dat hij toch moest weten hoe gehorig deze flats wel waren. Zo gehorig zelfs dat mijn vrouw en ik alle slaapkamergeluiden konden horen. En dat zij er zelfs wakker van werd. En dat ze dat zelf allemaal wellicht ook wel eens heel vervelend zouden kunnen vinden. En dat ik hem alleen daarom al even wilde waarschuwen. Kijk, zo voer je een slechtnieuwsgesprek!
Buurman bleek, wat dacht je wat: natuurlijk dankzij mijn o zo verfijnde en integere aanpak, uitermate voor rede vatbaar. Hij bood zelfs zijn excuses aan voor het feit dat Lydia ‘er’ wakker van werd. Dat ‘er’ was essentieel. Niets zou pijnlijker voor buurman zijn dan mijn uitgebreide beschrijving te moeten aanhoren van wat wij allemaal aan exotische geluiden konden waarnemen tijdens - en vooral geruime tijd vóór - hun coïtus voluminus maximalus. Zaak was om slechts in bedekte dan wel zeer algemene termen aan te geven waar het in wezen allemaal om draaide. Na deze woordlozing mijnerzijds en ons vriendelijk groeten ging ik weer op huis aan en sindsdien hebben we geen eh… zuchtje meer gehoord. Ik wil overigens niet hopen dat ik een interruptus heb uitgesproken over hun coïtale bezigheden binnenshuis, maar dat zal wel niet. Want enige tijd later kwam een bloemenman een enorm bloemstuk brengen voor het levenslustige stel. Ze bleken die dag getrouwd en waren derhalve niet thuis. Ik heb de bloemetjes niet buiten gezet maar keurig afgegeven met daarbij een bescheiden orale felicitatie. Verder dan dit afwijkende woordgebruik heb ik aan het voorval niets overgehouden. Met mijn vrouw gaat het inmiddels ook weer beter. Ze doet nu om geheel andere redenen geen oog dicht, maar daarover ging dit blogje niet.




zaterdag 23 januari 2010

Een heel zwaar leven



‘Ik heb echt een heel zwaar leven, echt heel zwaar’, kreunt cabaretière Brigitte Kaandorp in haar vermakelijke liedje over een ronduit asociaal mens waarin ze zich trouwens verbazingwekkend goed kan inleven.
Zo’n liedje, daar kunnen we wat mee hier in huize Pol. Want gevieren vinden we natuurlijk dat dit liedje in alle ernst op onszelf slaat. Nee, niet op ons vieren gezamenlijk maar op ieder van ons vieren apart.

Zo vinden Luuk en Elias het leven dus heel zwaar. Niet alleen omdat ze onrechtvaardig worden mishandeld met karrenvrachten huiswerk, ellenlange schooldagen en verplichte kerkdiensten in het holst van de zondagochtend, maar ook omdat ze een vader hebben die heeft ontdekt dat ie op biologische wijze en gratis van z’n wintertenen kan afkomen.
Wie nog niet weet wat ik bedoel volgt hier het recept: vang je ochtendurine op en stop daar je tenen in. Laat het even weken (geen weken, maar een kwartiertje of zo) en klaar is Kees.

Maar jakkie bah, je zult maar zo’n vader hebben. Ook nog zo een van het soort dat zich niet bescheiden terugtrekt in de badkamer om daar in het geniep zijn onreine werken te verrichten, maar zo een die pontificaal in de huiskamer zijn tenen gaat soppen in zijn eigen ochtendsop. Ook al ruik je er niks van, je ruikt het toch. Dan heb je toch wel een heel zwaar leven, hè?

Of neem nu Lydia. Die moet urenlang liggen wachten totdat ze eindelijk is gewend aan het intense gesnurk van haar wettige echtgenoot die pal naast haar prinsheerlijk en uit volle overtuiging de slaap der rechtvaardigen slaapt. Als hij eindelijk wat minder ronkt is haar tijd van slapen daar. Tenminste, totdat ze weer wakker wordt omdat ze denkt, alleen denkt ja, dat de wekker bijna af gaat, of helemaal niet afgaat, wat nog veel erger is.
Nee, zij heeft pas een heel zwaar leven.

Of neem nu mijzelf. (Dank u, graag ja.) Ik heb eigenlijk pas een heel zwaar leven. Ik leef met een wispelturige vrouw. Of is dat een pleonasme? Hoe dan ook, ik ben er mooi klaar mee. Of, eigenlijk juist helemaal niet. Want net als ik denk: Zo, nu is het huis wel af, denkt zij: Zo, nu wordt het tijd voor iets anders. “Iets anders, hoezo?” probeer ik dan, terwijl ik al weet wat er gaat volgen. “Ik ben uitgekeken op die gordijnen”, durft mijn zwaar geëmancipeerde gade te opperen. “Uitgekeken? Maar ze zijn toch nog prima? En je hebt ze indertijd zelf uitgekozen!!!” Ja, maar nee. De gordijnen hebben hun tijd gehad en dan worden ze al bijna letterlijk weggekeken door degene die erop is uitgekeken.
En bleef het nu maar bij de gordijnen, dan was er best nog vaak wat vrede hier in huis. Maar zodra die gordijnen zijn vervangen door een saai (“nee, rustig”) (“nee saai”) dessin valt de kritische blik vervolgens op het volgende artikel. Zo zijn al mijn overhemden, de boekenkast, de tuinstoelen, het behang van de slaapkamer en wat eigenlijk niet het volgende slachtoffer van de onstuitbare hang naar verandering van mijn geliefde vrouw.

Alles roept hier om verand’ring, maar ikzelf verander niet. Dat is mijn idee erbij.

Dusse… ik heb echt een heel zwaar leven, hè? Echt heel zwaar. Ja, echt wel….